2/22/2009

 

Jij die mij ik maakt

Ik wilde graag wat teksten van Huub Oosterhuis citeren. Ik denk dat ze voor zichzelf spreken en geen toelichting nodig hebben. Het is bijna poezie zoals hij het schrijft. En het is altijd fijn als iemand Levinas gelezen en begrepen heeft :)

***

Ziel: innerlijke ruimte vol vurige paarden en eindeloze deining. Mijn ziel, dat is waarmee ik kijk en zing en begrijp en twijfel en niet weet en toch.

Andere, eerdere mensen maken je 'ik', door je aan te kijken, aan te raken, aan te spreken. Was je nooit 'in aanraking gekomen', je zou een cactus geworden zijn. Had niemand naar je gekeken, je was een blinde muur geworden.

Je kent jezelf niet, je bent zo veel, zo veel verschillende eigenschappen en personages, ieder ik is een wij. Het is moeilijk om van jezelf te houden. Probeer van een afstand naar jezelf te kijken, jezelf als een vreemde te zien. Misschien kan alleen een ander die van je houdt, je zover brengen dat je van jezelf gaat houden.

Het weten van verbondenheid, van toebehoren aan hemel en aarde en alles - die intuïtie 'dat aan je gedacht wordt' - dat je gescheidenheid, je onmacht, je vervreemding, niet de laatste waarheid is - dat je bedreigd, opgejaagd, voortvluchtig, toch gekend bent en omgeven - dat is een gelukservaring die door sommigen een godservaring wordt genoemd.


Inleving, begrip, respect, solidariteit tussen mensen is het perspectief van onze beschaving. Dat je leert denken vanuit anderen, met name vanuit die anderen die nietig zijn, bedreigd, op de vlucht, arm. Dat je leert kijken naar deze wereld met de ogen van de arme, de vluchteling, de ontheemde voor wie de wereld onveilig en bedreigend is. Dat is beschaving.

***

Lastige meneer die twee jaar geleden op een avond in november plotseling bij mij aanbelde, doorgestuurd door iemand die wel eens een liedje van me gezongen had - daar sta je op mijn drempel, voor mijn neus, je kijkt me aan ... wat moet ik met je? Ik moest iets met je. je was onontkoombaar. Maar ik hoopte dat je gauw weer zou weggaan. Ik keek in je gezicht. En jij in mijn gezicht, met ogen die zeiden: ja ik weet het, ik ben onmogelijk, ik ben een vluchteling, een asielzoeker. Ik heb geen plek op aarde, ik ben ontworteld en overbodig. Neem mij op, red mijn ziel, dood me niet - ik ben een mens als jij.

En ik herinner mij die zondag 20 juni 1943 toen op het plein van de Roerstraat, Rivierenbuurt in Amsterdam, duizenden joden op elkaar werden gedreven om te worden gedeporteerd. Ik woonde daar, ik stond voor het raam, ik was negen, ik zag het, mijn ouders huilden van schaamte. Het was alsof één uit die menigte vanachter zijn gele ster mij toeriep: 'Jij daar, hoe leef jij verder, van nu af?'

Gedurende vijftig jaar heeft de joodse wijsgeer Emmanuel Levinas in meer dan honderd publicaties een wijsgerige visie ontvouwd waarvan niet het ik-bewustzijn (ik denk dus ik ben) het uitgangspunt is - zoals in heel de West-Europese filosofische traditie sinds Descartes - maar de confrontatie met 'de ander'. Met die ander die naast en tegenover mij, en niet weg te denken aanwezig, een beroep op mij doet. Hij spreekt zelfs over de menselijke uitverkiezing elkaar te dienen. Vanaf het moment dat een andere mens in mijn tijd en ruimte binnenkomt, mij aanziet, aanspreekt, een beroep op mij doet, sta ik in zijn dienst.

Ik ben een geboren egoïst. Ik wil mijzelf ontplooien, zo mogelijk ongeremd, en ik ben belust op de bevrediging van mijn behoeften. Ik wil eten, drinken, wonen, warmte, en - ik wil intimiteit, met een ander ik, even ik als ik. En juist in die behoefte wordt mijn geweten en mijn verantwoordelijkheid voor de ander gewekt, meent Levinas. Ook als die andere mens mijn behoefte niet blijkt te vervullen, ben ik voor hem of haar verantwoordelijk. Ik, zo vrij en zelfbewust als ik ben, zo gecodeerd om mijn eigen goddelijke gang te gaan, houd mij in 'ten overstaan van de Andere Mens, wanneer ik hem werkelijk zonder bedrog of uitvluchten recht in zijn weerloze en van alle bescherming verstoken ogen kijk'. Zo omschrijft Levinas de werking van het geweten, het 'morele bewustzijn'.

Waar slaat dit allemaal op? Zijn antwoord luidt: op 'de onwerkelijke werkelijkheid van mensen die in de alledaagse geschiedenis van de wereld vervolgd worden, aan wier waardigheid en zin nooit aandacht is besteed'. Ik word, ikzelf, in het overstijgen van mijn ik-zucht. Die overstijging wordt mij mogelijk gemaakt, gegeven, in de ontmoeting met de ander in wiens ogen ik de vraag lees 'laat mij leven'. In de aanvaarding van de ander word ik mijzelf, en wordt de ander 'jij die mij ik maakt'.

Is dit moeilijk? Dit is moeilijke taal. Is dit te begrijpen? Ja. Is dit te doen? Zij die dit al doende begrepen hebben, vormen een ontelbare menigte in de alledaagse geschiedenis van de wereld. Deze wijd en zijd geëerbiedigde en in christelijke kring zelfs populaire wijsbegeerte blijft volstrekt betekenisloos, meende Levinas zelf, als zij geen gestalte krijgt in een concreet humaan beleid jegens weerloze, vernederde mensen. Deze 'levensleer' vindt zijn ijkpunt in de bijbel.

'In het feit dat de relatie tot het goddelijke via de relatie tot mensen verloopt en met de sociale rechtvaardigheid samenvalt, ligt de hele geest van de joodse bijbel. Mozes en de profeten bekommerden zich niet om de onsterfelijkheid van de ziel, maar om de arme, de weduwe, de wees en de vreemdeling. De relatie tot de mens, waarin het contact met het goddelijke zich voltrekt, is niet een soort geestelijke vriendschap, maar een vriendschap die zich uit, bewijst en voltooit in een rechtvaardige economie waarvoor iedere mens ten volle verantwoordelijk is.' Rechtvaardig betekent: gericht op de lotsverbetering van de armsten in de wereld.

Levinas is een onmisbare, maar wel tot het uiterste confronterende en doorvragende gespreksgenoot en leermeester voor wie zoekt naar een laatste ijkpunt van normen en waarden.

***


Stem als een zee van mensen
om mij door mij heen.
Stem van die drenkeling,
van dat stuk wrakhout
dat een mens blijkt,
als hij mij aankijkt

Stem die mij roept: wie ben je?
Mens waar is je broer?
Stem die mijn vliezen breekt
en mij bevrijdt, die
vuur uit steen slaat,
jij die mij ik maakt.

Stem die geen naam heeft, nog niet,
Mensen zonder stem.
Stem als een specht die klopt
aan mijn gehoorbeen,
woord dat aanhoudt,
God die mij vasthoudt.


Comments:
Mooie blog Esther; mijn lijflied is ook van Oosterhuis en raakt me elke keer weer...

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie mij ontmaskert, zal mijn vinden.
Ik heb gezichten, meer dan twee,
ogen die tasten in den blinde,
harten aan angst voor angst ten prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.

Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
Wie wordt ontmaskerd wordt gevonden
en zal zichzelf opnieuw verstaan
en leven bloot en onomwonden,
aan niets en niemand meer ten prooi.
Delf mijn gezicht op, maak mij mooi.
 
Post a Comment

<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?