12/29/2015

 

Sluipende vormen van het kwaad

Toen de film was afgelopen heb ik het boek "Het kwaad denken, een andere geschiedenis van de filosofie" van Susan Neiman er nog eens bij gepakt. Zoals te verwachten was wordt er in het boek veel aandacht besteed aan Hannah Arendt, en in het bijzonder aan "Eichman in Jerusalem, de banaliteit van het kwaad". Susan Neiman zegt dat het werk van Hannah Arendt een kader biedt waarbinnen we ons in de wereld kunnen oriënteren, waarin het kwaad kan worden gevat, zonder dat we ons daarin te veel op ons gemak gaan voelen.

Aan het einde van het boek analyseert Susan Neiman de aanslagen van 9/11. Ze maakt een onderscheid tussen simplistische demonische voorstellingen van het kwaad en meer sluipende vormen. De sluipende niet zo zichtbare vormen vind ik het meest interessant. Ze schrijft dat we in Auswitz gezien hebben "hoe makkelijk misdaden gepleegd worden door een bureaucratisch apparaat van gewone mensen die niet onder ogen willen zien wat ze precies aan het doen zijn". In vergelijking daarmee was het schokkend om te zien dat er bij de terroristen van 11 september sprake was van een duidelijk doelbewust, weloverwogen kwaad. De verleiding is dan groot om een simplistische demonische voorstelling van het kwaad te maken, met hetzelfde soort slechteriken als in b-films uit Hollywood. Maar met simplistische zwart-wit voorstellingen is het gevaar dat we meer sluipende vormen van het kwaad over het hoofd zien.

***

Als filosoof is Hannah Arendt sterk in het analytisch nadenken. Ik heb het gevoel dat er in deze tijd ook een sluipend kwaad zich aan het verspreiden is, dat onvoldoende wordt opgemerkt.

Ik zal nu als denkoefening een vinger proberen te leggen op waar volgens mij de zere plek zich bevindt. Mijn analyse heeft betrekking op het kerstessay "Wie de wereld wil veranderen moet onredelijk, onrealistisch en onstuitbaar zijn", van Rutger Bregman uit De Correspondent.

Het kernbegrip waar ik op zal focussen is ontmenselijking. Ik heb er vaker over geschreven, aangezien het ook een kernbegrip is bij Levinas. Om in de beeldvorming voorstellingen te maken, woorden te gebruiken, waarbij het lijkt alsof mensen niet langer mensen zijn, dat is volgens mij een sluipend kwaad dat te weinig wordt opgemerkt, en dat verstrekkende gevolgen kan hebben.


Hier volgt een deel van het essay:

Hilversum, 23 november 2013. Het is halftien ‘s ochtends als op de derde verdieping van het NOS-gebouw het interview begint. Geert Wilders zit in de studio van de VPRO tegenover drie journalisten. Vanaf de eerste minuut duiken de interviewers als bloedhonden op hun prooi. Wilders wordt voortdurend afgekapt en krijgt nauwelijks de kans om een punt te maken. In anderhalf uur tijd wordt hij uitgemaakt voor leugenaar, racist en fascist. De felste van de drie journalisten is Max van Weezel, de nestor van het weekblad Vrij Nederland. Na een kwartier concludeert hij al dat Wilders voor de rechter kan worden gesleept. De politicus zou een angstzaaier zijn en een fantast. De multiculturele samenleving is een feit, dé Nederlandse cultuur bestaat niet en vluchtelingen zullen altijd welkom blijven. Daar kan de PVV niets aan doen. Wordt het dus niet gewoon tijd om de partij op te heffen? ‘Ik zie het zo somber niet in,’ antwoordt Wilders. ‘U zegt steeds dat wij nooit gelijk krijgen, maar ik denk daar anders over.’

Het bovenstaande verhaal is waargebeurd - op twee details na.
In de eerste plaats vond het gesprek niet plaats op 23 november 2013, maar precies dertig jaar eerder, in 1983. Max van Weezel was dus niet 62 jaar oud, maar 32 en net begonnen als veelbelovend talent bij Vrij Nederland. In de tweede plaats werd niet Geert Wilders gefileerd, maar de fractievoorzitter van een geminachte partij die nauwelijks iets voorstelde in de peilingen: Hans Janmaat.


Het is een verbluffende ervaring om het interview van toen terug te luisteren. Het eerste wat opvalt is hoe genuanceerd Janmaat was. Hij formuleerde voorzichtig en twijfelde openlijk. Hij benadrukte dat hij tegen racisme was en tegen iedere vorm van geweld. ‘We hebben politieke vluchtelingen,’ stelde Janmaat bovendien. ‘Iedereen die hier mag blijven kan er dus niet uit. Wij zijn een rechtsstaat.’
De drie journalisten komen ondertussen ronduit onbeschoft en hysterisch over. Toen Janmaat begon over de achtergestelde rol van de vrouw binnen het islamitische gezin werd er lachend gereageerd – dat was bij de katholieken toch ook zo? ‘Als u hun het recht geeft op een paar eeuwen van ontwikkeling,’ sneerde Van Weezel, ‘dan hebben de islamieten in Nederland precies datzelfde recht. En als u ze dat recht niet geeft, discrimineert u!’
Een van de andere interviewers vroeg Janmaat of hij kon uitleggen wat nu het probleem is met de multiculturele samenleving. Spanningen? Criminaliteit? Waar dan? ‘Het lijkt wel alsof ik met mensen spreek die zo van de maan komen hobbelen,’ antwoordde Janmaat. ‘Jullie zijn toch journalisten? Ga eens de wijken in.’

De fractievoorzitter van de kleine Centrumpartij kon niet vermoeden hoe groot zijn gelijk zou worden. In augustus 2015 zei Max van Weezel in NRC Handelsblad dat hij zich inmiddels ‘persoonlijk bedreigd’ voelt door de opmars van de radicale islam. En hij gaat nu regelmatig de wijken in. ‘Ik fiets weleens door Slotervaart of Osdorp om te kijken hoe erg het is. Of de baarden langer worden. Of er nog vrouwen met make-up rondlopen.’

Het lijkt, kortom, alsof de wereld in dertig jaar op zijn kop is gezet.
Indertijd kreeg de VPRO woedende reacties. Niet omdat de interviewers te grof waren, maar omdat ze Janmaat überhaupt een podium hadden geboden. De jonge Van Weezel, die nu onbeschoft en naïef overkomt, was in die tijd juist een journalist met lef. ‘De VPRO vond het taboedoorbrekend om Janmaat kritisch aan de tand te voelen,’ herinnerde hij zich jaren later. ‘Alleen dat voornemen leidde al tot opgefokte reacties - ook in mijn eigen vriendenkring.’

Hans Janmaat werd voor de rechter gesleept voor uitspraken die nu aan de lopende band worden gedaan, ook ter linkerzijde. Hij werd genegeerd door andere politici, beschimpt door demonstranten en afgeluisterd door de geheime dienst. Op 9 juni 2002 overleed Hans Janmaat, een maand na Pim Fortuyn. Maar waar de laatste werd verkozen tot ‘Grootste Nederlander Aller Tijden,’ ging de eerste als grote mislukkeling de geschiedenis in. Hij was geen man om vaak aan terug te denken, zo schreef zelfs de conservatieve historicus Bart Jan Spruyt. Aan het einde van zijn leven had Janmaat zich ontpopt als een ‘kleine, boze burgerman, met foute ideeën die hij schuimbekkend en zuigend naar voren bracht, een aartstreiteraar en leugenaar, ziek en zielig, volstrekt paranoïde, gespeend van talent en charisma, een slecht verliezer ook…’

Het enige punt is: dit zielige hoopje mens had volledig gelijk gekregen.
Heeft Janmaat volledig gelijk gekregen? Hoezo, wie bepaalt dat? De ideeën van Janmaat passen nu beter bij de publieke opinie, bij het heersende discours, in vergelijking met 30 jaar geleden. Over wie er waarin gelijk heeft zegt dat niets. Janmaat was minder slim en hij kon de media moeilijker bespelen en beïnvloeden dan Wilders. Ook waren de ideeën van Janmaat denk ik minder gevaarlijk dan van Wilders. Ik zal geen vergelijkingen maken met de Tweede Wereldoorlog. Vergelijkingen lopen vaak spaak, er zijn ook altijd duidelijke verschillen aan te wijzen. Maar het is duidelijk dat Wilders met zijn taalgebruik bezig is met een campagne van ontmenselijking. Een paar jaar geleden wilde hij een 'kopvoddentax' invoeren voor moslima's. Dat klinkt misschien grappig, maar het is niet zo onschuldig als het lijkt. Mensen hebben een hoofd, alleen dieren hebben een kop. Dus hij had het toch echt hoofddoekenbelasting moeten noemen. Een van Wilders beroemdste uitroepen is "Minder, minder, minder Marokkanen". Maar Marokkanen zijn mensen, zij zijn geen ongedierte waar je vanaf probeert te komen.

Eerst reageren mensen geschokt op Wilders' uitspraken, maar al gauw raken we eraan gewend. Nu is hij enorm populair en wordt hij misschien gekozen tot premier. En Max van Weezel gaat nu rondfietsen om te kijken hoe lang de baarden zijn in de wijk en of er nog vrouwen zijn die make-up dragen, staat er in het essay van Bregman. Hij fietst rond en hij kijkt, en daar baseert hij zijn oordelen op. Dat zijn vooroordelen. Waarom neemt hij niet de moeite of heeft hij niet het lef om met mensen zelf te praten? Met de ander in gesprek gaan is een stuk informatiever dan naar baarden en make-up kijken.

Bregman verklaart de veranderingen in de afgelopen 30 jaar met behulp van het Raam van Overton:
Het was Joseph Overton, een Amerikaanse jurist, die in het midden van de jaren negentig uitlegde hoe de Politiek met hoofdletter werkt. Hij stelde een simpele vraag: hoe kan het dat zoveel goede ideeën niet serieus worden genomen? Als antwoord schetste hij een eenvoudig schema, dat na zijn dood het ‘Raam van Overton’ is gaan heten. Het ziet er zo uit:



Overton realiseerde zich dat een politicus, als hij herkozen wil worden, niet te extreem mag zijn. Zijn ideeën moeten in het midden van het raam vallen, van ‘acceptabel’ tot ‘beleid.’ Hier vindt de politiek met kleine letter plaats, hier doet de Haagse journalistiek verslag en hier gaat het over aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk. Binnen dit raamwerk bevinden zich de ideeën die door de experts zijn goedgekeurd, zijn doorgerekend door het Centraal Planbureau en die kans maken in het Wetboek te eindigen.
Wie buiten het Raam van Overton stapt, maakt het zichzelf meteen moeilijk. Hij zal al snel als ‘onrealistisch’ of ‘onredelijk’ worden weggezet in de media, die de meest geduchte poortwachters van het raam zijn. 
En toch, dat is het wonderlijke, kan een samenleving in dertig jaar totaal veranderen. Janmaat probeerde zijn leven lang het Raam van Overton te verschuiven. Een klassieke strategie hiervoor is om dingen te roepen die zo schokkend en radicaal klinken dat iets minder radicale ideeën ineens best redelijk klinken. Oftewel: om van iets radicaals iets redelijks te maken, moet je nog radicaler worden. Dit kan ook een effectieve mediastrategie zijn: je uitspraken worden nieuws omdat ze bizar zijn, niet omdat je ze goed hebt onderbouwd.

Donald Trump in de VS en Geert Wilders in Nederland beheersen deze kunst als geen ander. Ze worden lang niet altijd serieus genomen, maar trekken het Raam van Overton ondertussen wel hun kant op. In vergelijking met een ‘kopvoddentaks’ of ‘minder, minder, minder’ klinkt de recente uitspraak van Jeroen Dijsselbloem (de vluchtelingen komen onze welvaartsstaat ‘opblazen’) allang niet zo radicaal meer. Maar vergis je niet: nog geen twintig jaar geleden was het ondenkbaar dat een PvdA’er zoiets zou zeggen.
Inderdaad: om van iets radicaals iets te maken wat best redelijk klinkt, moet je nog radicaler worden. Je overdrijft als een gek. En de iets minder radicale ideeën worden dan op den duur normaal en acceptabel gevonden. Zo sluipt het kwaad van de ontmenselijking naar binnen. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de vredelievende islam van de meerderheid van de moslims in de wereld en de extremisten / Jihadi's / terroristen die in de naam van de islam misdaden plegen. De islam moet verboden worden, alle moskeeën moeten dicht en de grenzen gaan dicht voor alle vluchtelingen (politiek of niet maakt niet uit).

Het proces van ontmenselijking gaat haast ongemerkt. De recente aanslagen, de opmars van IS, de problemen in de wijken, de grote vluchtelingenstromen, dat alles werkt Wilders in de hand. Hij heeft zijn tijd mee en hij pakt het slim aan. Maar dit sluipende kwaad is erg gevaarlijk.We kunnen het kwaad herkennen aan de overdrijving, generalisaties, simplificaties, polarisatie (wij-zij denken) en verdekte vormen van racisme. De verandering van het heersende discours, dat veel mensen ongemerkt meedoen aan het proces van ontmenselijking, dat is erg gevaarlijk.

Wat we nodig hebben zijn mensen die goed nadenken, die alles grondig analyseren, net als Hannah Arendt, en die dan in actie komen. We kunnen de ontmenselijking alleen tegen gaan door zelf genuanceerd en onbevooroordeeld te proberen te denken. Daarmee is ons verzet misschien een stil verzet en komende we niet zo in de media als de opvallende schreeuwlelijkerds. Maar hoe meer mensen door hebben wat er gaande is, hoe beter we ons kunnen verzetten.


12/25/2015

 

Het radicale kwaad

Ik ben de film "Hannah Arendt" aan het kijken. Het is een goede film. Er zijn een aantal overeenkomsten tussen Hannah Arendt en Levinas (beiden Joods, ze leefden ongeveer in dezelfde tijd, beiden leerlingen van Martin Heidegger - paradoxaal genoeg, en een centrale vraag voor hen beiden is hoe het heeft kunnen gebeuren, de Holocaust).

In de film, tijdens een hoorcollege, zegt Hannah Arendt tegen haar studenten: "Het radicale kwaad, het grote kwaad, dat begaan mensen niet vanuit een begrijpelijk en menselijk motief zoals egoïsme. Het doel van concentratiekampen was om mensen als mensen overbodig te laten zijn, dat mensen zich overbodig, niet bestaand zouden voelen." Zo'n doel van ontmenselijking gaat verder dan het dienen van persoonlijke belangen van de mensen die de bron zijn van het radicale kwaad. Ze doen het volgens Arendt niet in de eerste plaats om er zelf beter van te worden.

Dat is interessant om over na te denken. In deze tijd kun je dat ook zeggen over IS: het geweld, het radicale kwaad en de vernietiging van 'de ander' is voor hen een soort doel op zich.

Hoewel van een andere orde, kun je misschien zelfs van Wilders zeggen dat zijn strijd tegen moslims op andere motieven gebaseerd is dan puur eigenbelang.



This page is powered by Blogger. Isn't yours?