Helemaal bovenin, in de aula op de vierde verdieping van het Cygnus Gymnasium aan de Amsterdamse Wibautstraat, pal tegenover het nieuwe onderkomen van Scientology waarvan de gevel door de neergelaten luxaflex goddank aan het zicht onttrokken werd, hadden zich zo’n tweehonderd vierde- en vijfdeklassers verzameld, verspreid over negen klassen, elke klas stijlvast gekleed volgens de voorschriften van het thema dat ze uitbeeldden.
Er waren strandgangers, getooid met duikbrillen en een handdoek losjes over de schouder, een enkele dappere jongen zelfs zonder shirt; fitboys en -girls in strakke tops en leggings en met fluorescerend roze hoofdbanden; campinggasten met wc-rollen onder de arm op orthopedische Teva-sandalen van brandvertragend rubber; en helemaal achterin stond op de aan de kant geschoven tafels zelfs een peloton minderjarige Ajaxsupporters van wie er één af en toe een basaal ritme op een joekel van een trommel ramde. Het enige wat ontbrak waren fakkels. Ergens in het midden van de aula zaten achter een tafel vier juryleden, pen in de aanslag, uiterst serieus naar het juryformulier te staren.
HIEPERDEPIEP EEN STEREOTIEP
Het was donderdagochtend en de jaarlijkse schoolstrijd Aristeia kon elk moment beginnen. Tijdens dit tweedaagse evenement, een soort kruising tussen een meerkamp, het Spel Zonder Grenzen en een oud-Hollandse Bonte Avond, strijden de klassen van de verschillende jaarlagen (1 en 2 tegen elkaar; 3 en 4; en 5; klas 6 is klaar met examens en doet niet meer mee) op allerlei verschillende onderdelen: van klassiek vertalen tot koken, van pingpong tot vloggen. Voor elk onderdeel zijn punten te verdienen en de klas met de meeste punten ontvangt tijdens het afsluitende schoolfeest een superprestigieuze trofee. Elk jaar is er een overkoepelend thema (bijvoorbeeld ‘film’), en elke klas kiest iets wat daarbij past (bijvoorbeeld ‘James Bond’), maakt posters en dost zich zo extravagant mogelijk uit, want ook daarvoor kun je punten krijgen.
Tegen de achterwand van het podium was met uitgeknipte letters in alle kleuren van de regenboog het thema van dit jaar gespeld: hieperdepiep een stereotiep, ik stond aan de rand van het podium en droeg niet zonder reden mijn Adidas-Adilette slippers, de klassieke in wit en blauw, vergezeld van krijtwitte sokken. Mijn klamme handen staken in de zakken van een groene Nike-trainingsbroek met witte bies. Ondanks het vroege tijdstip had ik het akelig warm, zo pal onder de nok van het dak, maar het kon ook goed zijn dat er sprake was van plaatsvervangende zenuwen, omdat ik heel goed wist wat Souhaila, Dina en Ruscha, de drie meisjes uit mijn mentorklas 4D die in het midden van het podium in de spotlights stonden, dadelijk zouden gaan zeggen, wat het gewicht was van hun boodschap én wat er allemaal aan vooraf was gegaan.
OOK NOG EENS EEN BEETJE STREETWISE
Een paar weken eerder had ik het mentoraat van klas 4D overgenomen van een collega. Ik kende ze wel, deze leerlingen, ik had ze al het hele jaar drie uur in de week in mijn lessen Nederlands, dus ik wist wel zo’n beetje met wie ik te maken kreeg. Zo wist ik dat Lejla er een soort superengagement op nahield, dat tot uiting kwam in felle en humoristische columns die ze schreef en voorlas maar ook in de manier waarop ze de roman Hajar en Daan van Robert Anker afserveerde als een staaltje exotisme (citaat: ‘Hajar is Daans “exotische schoonheid”, dat lijkt me eerder iets wat je over een vreemde vogel zegt – exotisch –, niet over een mens, en het betekent voor mij een soort dehumanisering van Hajar’) waar de geïnformeerde lezer (en schrijver!) anno 2018 echt niet meer mee kon komen aanzetten; en zo wist ik dat Souhaila zelf wel bepaalde wie er wat over haar te zeggen had, en vooral wie níét, en dat je niet moest proberen haar te gebruiken voor je eigen agenda, want ze zou je… nou ja, opvreten. En ik wist dat je ze niet moest proberen te paaien, want daar hielden ze niet van.
Al aan het begin van het schooljaar kon ik concluderen dat het een goede keuze was geweest om het dorpse gymnasium te midden van met riet bedekte villa’s aan groene lanen na twee jaar te verruilen voor een grootstedelijke variant van dit schooltype, compleet met fijnstofaanslag op de buitenmuren en overlast van bouwwerkzaamheden aan metrostation Wibautstraat: op deze school waren de kinderen niet alleen razend slim, maar ook nog eens een beetje streetwise, en wisten ze wat er in de wereld te halen viel.
Ik zag het bepaalde politici al denken: de indoctrinatie begint al op dag één.
Bovendien was ik beland op een school die – wat je er ook van vindt – een poging doet om midden in de wereld te staan, getuige ook het motto: ‘voor wereldburgers en wetenschappers’, én om de wereld mee de klas in te nemen. Zo leerde ik al gauw dat in de bovenbouw bij Engels de zwarte Amerikaanse auteur James Baldwin werd gelezen en op mijn allereerste werkdag hoorde ik de rector tijdens haar openingspraatje vragen waarom ze niet ‘Beste jongens en meisjes’ zei, maar ‘Beste leerlingen’, en of de eersteklassers wel wisten wat genderneutraal betekende en op de hoogte waren van de discussie die ontketend werd toen de gemeente Amsterdam in de zomer ambtenaren adviseerde niet meer te spreken over ‘dames en heren’, maar over bijvoorbeeld ‘aanwezigen’. Ik zag het bepaalde politici al denken: de indoctrinatie begint al op dag één.
Hoe dan ook, het voelde alsof ik in een reallife-versie van mijn Twitterbubbel was beland, maar dan zonder Telegraaf-journalist Wierd Duk.
MAROKKANEN!
Behalve de zorg voor het welbevinden van iedere individuele leerling in de klas is een van de belangrijkste taken van de mentor op mijn school het in goede banen leiden van de voorbereidingen voor de Aristeia, en als debutant wilde ik natuurlijk direct goed voor de dag komen. De leerlingen van 4D bleken het al heel snel eens te zijn over hoe ze het thema van dit jaar vorm zouden geven.
‘Meneer, meneer, we hebben voor u het beste thema ooit bedacht.’
‘O ja? Wat dan?’
‘Marokkanen!’
(Ze weten dat mijn vrouw een Marokkaanse achtergrond heeft en dat ik zo nu en dan liever over haar praat dan over mijn vak, wat me het afgelopen jaar al veel heeft opgeleverd, onder meer een heerlijk bordje leftover-koekjes van het Offerfeest. ‘Van elk twee, meneer, één voor u en één voor uw vrouw.’ Terwijl ik smolt, realiseerde ik me hoe doeltreffend omkoping met eten kan zijn.)
Een stuk of vijf leerlingen namen direct de leiding en begonnen ideeën te spuien: hoe je te kleden, wat te maken om de jury van de kookcompetitie te impressen, wie het beste bij tafeltennis kon worden ingezet, wie bij de vertaalwedstrijd en wie bij karaoke. Ten slotte werd er een killer poster, compleet met groen pentagram en subtiel Gucci-logo op de achtergrond, in A3-formaat geprint en overal in school opgehangen.
Thuis vertelde ik wat de klas ging doen en wat het thema was.
‘Je vindt het veel te leuk,’ kreeg ik te horen. ‘Je lijkt zelf wel een leerling.’
BLIJFT HET WEL NETJES?
Een kleine week voor de openingsceremonie zat ik tijdens een pauze in de docentenkamer, toen een van de organisatoren van de Aristeia mij aanschoot.
‘Jij bent nu de mentor van 4D, niet?’
Ik knikte.
‘Zorg je er wel voor dat het niet uit de hand loopt met jullie thema… wat is het ook alweer? Lijpe… eh… Mocroflavour? Dat het wel netjes blijft, bedoel ik. Ze, de leerlingen, kunnen nog wel eens…’
Ik verzekerde haar dat ze zich in het geheel geen zorgen hoefde te maken. ‘Er wordt uiterst prudent met thema omgegaan,’ zei ik. Zodra het serieus wordt, begin ik me altijd overdreven netjes uit te drukken, bouw een soort vestingwal van taal om me te beschermen tegen… ja, waartegen precies?
 Ik wist dat er een sterk moreel en ethisch bewustzijn was. Maar waar ik geen rekening mee had gehouden, was dat de klas de school de maat zou nemen.
Maar ik meende het wel. Ik wist zeker dat deze klas niet snel iets zou doen waar anderen aanstoot aan zouden nemen, ik wist dat er een heel sterk moreel en ethisch bewustzijn aanwezig was, dus daarover was ik helemaal niet ongerust. Maar waar ik geen rekening mee had gehouden, was dat de klas de school de maat zou nemen.
HOKJESDENKEN
Het volgende uur had ik een mentoruur met 4D. Er was nog van alles te bespreken, de outfits bijvoorbeeld. Wie trok wat aan? Hoe gingen we de open plekken in het schema verdelen (er was nog plaats bij schaken, en bij Duits), hoe zouden we ervoor zorgen dat we bij alle onderdelen niet alleen de meeste punten scoorden, maar ook nog eens een onuitwisbare indruk maakten? Zoveel agendapunten, zo weinig tijd!
Maar zodra iedereen zat en de vergadering kon beginnen, kreeg ik het gevoel dat er iets was veranderd. Het aanvankelijke enthousiasme leek getemperd, en toen ik bij wijze van voorzet vertelde dat mijn outfit al zo goed als in orde was en ik alleen nog een scooter nodig had om het écht helemaal af te maken, en Mo lachend van achter uit de klas riep dat een scooter zo geregeld kon worden, maar dat-ie dan waarschijnlijk wel gestolen was – toen begon er ineens van alles te kantelen. En wie anders dan Lejla kon het kantelen een stem geven? Ze sprak misschien zachter dan Mo of Mees of Teun of een van de andere jongens, maar zodra ze begon te praten, werd er geluisterd. Dat zij, en niet alleen zij trouwens, het niet eens was met het thema, zo begon ze. Dat het, zo hadden we net gezien, racisme in de hand werkt.
‘Hoe kan een school zo’n thema kiezen en niet bedenken dat “stereotypen” hokjesdenken alleen maar versterkt? En dat dat nou juist is wat we niet willen? Deze school doet alsof ze zo multicultureel is, maar ze snappen er niets van. Echt, hoe kun je zo zijn?’ Bijval, discussie, #ophef, oftewel: zo’n beetje alles waar ik als docent op hoop. Zelf nadenken en je mening onder woorden leren brengen. Er vielen termen als ‘internalized racism’, ‘woke’ en ‘cultural appropriation’, veelgebruikt jargon in kringen van hyperactuele identiteitspolitici en social justice warriors, maar minder gebruikelijk voor vijftien- en zestienjarigen.
‘Kan ik zonder racistisch te zijn wel traditionele kleding aan?’ vroeg een meisje.
‘Ik wilde als zo’n straatjongen, met voetbalkleding en zo, maar nu weet ik het niet meer, het voelt gewoon niet goed,’ zei een ander.
‘En hoe doen we het met de modeshow?’
Onderdeel van de openingsceremonie is niet alleen je klas en thema voor te stellen aan de jury, maar ook om het podium te gebruiken voor een modeshow om je outfits aan de jury te presenteren en zoveel mogelijk punten te scoren.
Ik was veel te druk bezig met mijn slippertjes en mijn grapjes en had me totaal niet verplaatst in de leerlingen, in hun ideeën en gevoelens.
Dit had ik niet zien aankomen – en dat nam ik mezelf kwalijk. Ik had niet goed opgelet, ik was veel te druk bezig met mijn slippertjes en mijn grapjes, en mijn kinderlijke enthousiasme had ervoor gezorgd dat ik me totaal niet had verplaatst in de leerlingen, en in hun ideeën en gevoelens, die me, toen ik ze eenmaal hoorden, niet verbaasden, en waarop ik had moeten inspelen.
‘Jullie zijn de baas,’ zei ik. Ik zei dat ze zelf moesten beslissen wat ze wel en vooral niet wilden.
Die avond verscheen er in de klassenappgroep een bericht van Ruscha, die zich had opgeworpen als woordvoerder:
Na wat overleg in onze groepschat hebben wij besloten dat we het niet eens zijn met het thema van Aristeia, het geeft ons niet goed weer als school en als klas, dus ons idee was om bij de opening duidelijk te maken dat wij niet houden van mensen in hokjes stoppen en dat soort ongein!’
Er werd een Commissie Statement ingesteld (‘In Nederland doet iedereen altijd alles in commissies,’ legde ik uit. ‘Wen er maar aan.’), die onder leiding van Lejla in het diepste geheim een tekst voorbereidde om tijdens de opening voor te lezen. Ondertussen bracht ik de rector op de hoogte over het feit dat er tijdens de opening ‘iets’ zou gebeuren omdat 4D ernstige bezwaren had tegen het thema van dit jaar. ‘Heel goed,’ zei ze. ‘Heel erg goed.’ Maar ik vertelde er niet bij dat ze boos waren op de school en op de commissie die dit thema had bedacht en die bovendien alleen maar uit witte leerlingen en docenten bestond, want, zoals Lejla zei: ‘Anders was dit allemaal nooit gebeurd.’
woke
NIETS DAN BEWONDERING
Ik stond nog altijd op het podium, het was alleen maar warmer geworden. Souhaila kreeg de microfoon aangereikt, haalde haar telefoon tevoorschijn – alleen journalisten van dagbladen gebruiken nog papieren notitieboekjes – en begon te lezen:
Na Griekse goden, bekende films en tijdperken uit de geschiedenis is het thema van Aristeia dit jaar “stereotypen”. Onze klasgenoten staan al klaar om ons gekozen thema uit te beelden: Marokkanen. Maar niet heus.’
Ze droegen labjassen, een net pak of iets anders om te laten zien dat Marokkanen er ook zo kunnen uitzien.
Enter de modeshow. Behalve een openingsstatement had De Commissie bedacht dat sommigen uit de klas zich traditioneel zouden kleden, anderen als straatjongens/voetballers en dat de rest een zogenoemde vrije rol kreeg tijdens de modeshow, die nu in volle gang was: ze droegen labjassen, een net pak of iets anders om te laten zien dat Marokkanen er ook zo kunnen uitzien, omdat, in de woorden van Dina, die inmiddels de microfoon in handen had
‘…stereotypes altijd beledigend blijven, omdat het verhaal van het stereotype nooit compleet is. Omdat een bepaald volk of een bepaalde groep nooit is wat jij denkt dat zij zijn. Omdat jij niet bent wat een ander van jou denkt.’
Dus daar liepen ze, allemaal door elkaar heen, de professionals en de traditionelen, terwijl er geklapt werd, en ook ik probeerde om nonchalant mogelijk in mijn slippertjes over de geïmproviseerde catwalk te paraderen. Ik probeerde zo snel mogelijk weer terug te zijn op mijn beschutte plek aan de rand van het podium om te zien welk effect het slot van de speech op de zaal zou hebben. De microfoon ging naar Ruscha, die van onder haar rode pet met groene ster de laatste woorden de zaal in slingerde:
Wij staan dit jaar als klas met onze rug toe naar dit thema en met ons hart vol met liefde, acceptatie en gezelligheid. En in ons hart vol liefde is geen plaats voor stereotypes en dus ook geen plaats voor dit thema. En als je dit niet begrijpt en hier niet achter staat, ben je misschien wel een wetenschapper, maar geen echte wereldburger.’
Er werd niet direct geklapt. Mensen in de zaal keken elkaar aan. Waarvan waren ze zojuist getuige geweest? Een grap, een coup? Een aanklacht? Dit was toch een feestdag, waarom deden ze zo moeilijk daar op dat podium? Toen er uiteindelijk eentje begon, aarzelend, volgden er meer, maar het applaus werd nooit echt luid, het bleef ongemakkelijk. Het was een applaus dat zei: misschien is nadenken wel meer gepast dan klappen.
De meisjes bleven onverstoorbaar op het podium staan en ik keek naar de jurytafel, waar punten werden bepaald en opgeteld, en toen weer naar de meisjes, en ik smolt, opnieuw en voor de zoveelste keer, en snel ook, er was al gauw haast niks meer van me over, niets dan bewondering voor deze kinderen, die soms veel minder kind zijn dan hun leeftijd doet vermoeden, en veel wijzer en invoelender dan sommige volwassenen om hen heen.
Martijn Simons is docent Nederlands en schrijver van twee romans bij De Bezige Bij. Zijn volgende roman verschijnt in februari 2019.