2/22/2008

 

Als blikken konden doden

Wat een goede schrijver is Arthur Japin. Vanmiddag zat ik in de tram te lezen in “De grote wereld” en het raakte me zo dat ik huilde. Hij schrijft weer over het Levinasiaanse thema van “hoe verhoud ik mij tot blikken van de ander(en)”, net als in “Een schitterend gebrek”. Over hoe ik door de ander in een hokje wordt gestopt, bestempeld en gereduceerd tot een bepaalde categorie, getotaliseerd / ontmenselijkt, tot er niets van mij overblijft.

Voor een vreemdeling kan dat ook zo voelen: je bent anders dan de anderen, je probeert te voldoen aan de verwachtingen van de anderen om maar geaccepteerd te worden, maar terwijl je je in allerlei bochten wringt voor die anderen heb je het gevoel dat je jezelf verliest.

“De grote wereld” gaat over lilliputters. Over perspectieven – wat normaal is en wat groot en klein, dat hangt af vanuit welke positie je kijkt. Hoe verhoudt een lilliputter zich tot de grote mensen in de grote wereld? De “grote mensen” maken hem tot een object van vermaak, een object om belachelijk te maken, om uit te lachen.

Ik moest denken aan een dansvoorstelling die ik in Senegal heb gezien, van een percussie- en dansgroep die uit gehandicapten en validen samen bestaat. In het midden danste trots een lilliputter. Aïschatou, de maatschappelijk werkster uit Diofior zat naast me. “Moet je nou eens kijken hoe dat kleintje danst”, grinnikte ze. Hoe kan je dat nou zeggen, dacht ik. Jij die zo begaan bent met kwetsbare mensen, met armen en gehandicapten; mensen die het moeilijk hebben. Het is jouw werk om hen te helpen. Hoe kan je deze moedige vrouw dan uitlachen. Ik vond het er ook eigenlijk niet grappig uitzien. Ze danste heel goed, heel snel met haar voeten en ze
wiegde met haar heupen. Aan de ene kant is het heel mooi dat zij de kans krijgt om geld te verdienen met dansvoorstellingen in hotels, en soms op tournee te gaan in Europa. Niet door voor gek te staan maar door serieus te dansen. Terwijl veel gehandicapten in Diofior niet van hun erf af komen omdat ze zich schamen, staat deze vrouw trots midden op de dansvloer.
Maar aan de andere kant vroeg ik me af of het ook niet extra pijn zou doen voor haar. Dat je door zo in de schijnwerpers te treden extra geconfronteerd wordt met je gebrek. Ze danst heel goed maar ze blijft de grootte houden van een peuter, tussen allemaal langere mensen, dat blijft in de ogen van het publiek een gebrek (ook als het niet lachwekkend wordt gevonden). Als zij zichzelf bijvoorbeeld zou zien dansen in een film van de voorstelling, doet het haar dan niet veel pijn om zichzelf zo terug te zien, zeg maar “mismaakt”?

Een citaat uit “De grote wereld”:
“Tanden bloot. Dat is de oplossing voor alles. Mensen lachen zoals apen, uit angst. Om iemand als ik, denkt Lemmy, die als dijenkletser door het leven gaat, wordt altijd hartelijk gelachen. Je moet leren omgaan met alle vrolijkheid die je verschijning oproept, vooral wanneer die om te huilen is. Kom voor het eerst onder de mensen en je merkt dat de reden van hun plezier altijd precies datgene is waarin jij anders bent dan zij. Zie daar de humor maar eens van in. En toch komt er een dag waarop je meelacht met de mensen waar jij niet bij mag horen. Om je hachje te redden. Zo begint het, weet Lemmy. Omdat je het zat bent dat er tegen je aan wordt getrapt. Om niet alleen als voetbal te worden gebruikt, een keer zélf mee te spelen. Plotseling doe je iets geks. Maakt niet uit wat. Daarmee ben je ze een stap voor. Ineens lijken de rollen omgedraaid. En daar ga je! Jij neemt de leiding. Jij geeft ze aanleiding om te lachen. Eerst doe je iets, dan lachen ze, terwijl je het altijd andersom gewend was. Dat moment, dat voelt zo goed. Zo’n voorsprong wil je niet meer afstaan. En het mooiste is: voor het eerst weet je precies waarom ze lachen. Je hebt immers iets leuks gedaan. Logisch dat ze plezier hebben. Je bént ook leuk. Voortaan heb je publiek. Het eet uit je hand. Daarin heb je het zelf getraind. Het doet wat je wilt omdat je het daarvoor beloont. Maar dat betekent niet dat je het kunt temmen. Het blijft onberekenbaar. Om het onder de duim te houden moet je het blijven voeren. Je moet blijven opvoeren. Onophoudelijk. In je overwinningsroes dacht je dat jij het was die de touwtjes in handen had, maar langzamerhand kom je erachter dat je, om je toeschouwers de baas te worden, jezelf hebt afgericht. Je bent een act geworden. En je publiek heeft de smaak te pakken, het schreeuwt om meer. Je moet het voeren. Je voert het met jezelf op. Je voert jezelf op. Je voelt dat je begint op te raken, maar er is geen weg terug. Je zit gevangen in de rol die je hebt aangenomen.”

Wat kun je doen om je menselijke waardigheid in ere te houden? Wat doe je om het gevoel te hebben dat je erbij hoort? Wat doe je als je je anders, minder waard voelt dan de anderen? Je probeert hen te behagen, in de hoop dat ze je dan waarderen, zodat je geaccepteerd wordt. Zolang ik mij herinner voel ik mij onzeker. Ik wil dus graag gewaardeerd worden want dan voel ik mij gesteund, minder wankel en onzeker. Dus ik dans naar de pijpen van de anderen, ik lach vriendelijk, ik praat met hen mee en ik doe er alles aan om aan hun verwachtingen te voldoen. Maar ergens voel ik mij leeg van binnen worden wanneer ik zulke toneelstukjes opvoer. Ik heb het gevoel dat ik niet mezelf kan zijn, want hoe meer ik probeer te voldoen aan de verwachtingen van anderen, hoe meer ik mijzelf verlies. Ik laat over mij heenlopen, grenzenloos, om de anderen te behagen. Maar ik word door hen niet geaccepteerd zoals ik ben, ik word hooguit tijdelijk door hen gedoogd. En op den duur weet ik niet meer wie ik zelf ben, wat ik zelf wil. Door steeds op anderen af te stemmen verlies ik het contact met mijn kern. De anderen kunnen mijn onzekerheid niet wegnemen, dat kan ik alleen zelf doen, juist door op mijzelf te vertrouwen. Door steeds bevestiging van anderen te zoeken maak ik mijzelf afhankelijk van hen.

De afgelopen jaren heb ik een ontwikkeling doorgemaakt waarin ik meer contact heb gezocht met mijn kern en waarin ik probeer om niet meer zoveel naar de pijpen van anderen te dansen. Ik heb geprobeerd mij niet meer zo af te stemmen op wat ik denk dat anderen van mij vinden. Wat het publiek van mij vindt dat mogen ze zelf weten, ik ga op in mijn eigen dans. Ik verplaats mij niet meer in het publiek, want dan zit ik in gedachten op de tribune, in plaats van in mijn eigen dans op te gaan. Als ik mij in het publiek verplaats dan maakt mij dat onzeker, want ik verwacht dat het publiek mij stom en belachelijk vindt, dus wordt mijn optreden aarzelend, ik zou het liefst door een luik in het podium verdwijnen. Ik wil mezelf zo klein mogelijk maken, onzichtbaar, onhoorbaar. Daardoor kan ik niet meer voor mezelf opkomen, mezelf laten zien, mij uiten; ik zit opgesloten in mijzelf. En dan word ik ook niet meer serieus genomen. Als ik mijzelf al niet serieus neem en ik mijzelf zo klein mogelijk maak (een muizenpakje aantrekken noemde ik dat in mijn vragenschrift), waarom zouden anderen mij dan serieus nemen.

Wat fijn is het om een beetje geleerd te hebben om daarmee op te houden, met zo afhankelijk te zijn van de waardering van anderen. Om contact te voelen met mijn kern, de verwachtingen van het publiek te kunnen uitschakelen in gedachten en op te gaan in mijn eigen bewegingen, mijn gevoel, mijn kracht, mijn energie. Het werkt niet altijd en ik blijf altijd wel een basisonzekerheid voelen, maar het komt soms voor dat ik voel dat de angst van vroeger totaal afwezig is, ook al is het een lastige situatie. Dat ik mij meteen al op mijn gemak voel in een situatie die ik vroeger altijd doodeng vond.


***
Takes more than combat gear to make a man
Takes more than a license for a gun
Confront your enemies, avoid them when you can
A gentleman will walk but never run

It takes a man to suffer ignorance and smile
Be yourself no matter what they say

Comments:
This comment has been removed by the author.
 
Gisteren zei iemand: "Als blikken konden doden zouden ze er toch geen groente in doen." ;)

En tot slot nog één citaat uit "De grote wereld":

"Dacht je dat het iets uitzonderlijks was, wat wij moeten doen? Dacht je dat andere mensen niet de hele dag bezig waren om maar in de smaak te vallen? Dacht je dat er ook maar één mens bestaat die niet van alles moet verloochenen om maar te voelen dat hij voor een ander misschien van nut kan zijn, dacht je dat soms? Elke dag slikken ze dingen waarvan ze weten dat ze die niet zouden moeten pikken; kinderen van hun moeder, vrouwen van hun man, mannen van hun baas. Ze zouden willen protesteren, maar dat durven ze niet, ben je gek, ze zijn als de dood het laatste beetje genegenheid te verspelen. Dus laten ze over zich heen lopen. Alles om d'r bij te mogen horen. Ze doen zichzelf tekort. In gezinnen, op kantoor, vrienden onder elkaar - vriendschap betekent voor iedereen iets anders. Zo weinig houden ze van zichzelf dat ze zich niet kunnen voorstellen dat een ander ze wel aardig zou kunnen vinden, zomaar om henzelf, om niets meer dan wat ze van nature te bieden hebben. Dus laten ze zich zien zoals ze denken dat ze in de smaak vallen. Ze geven een voorstelling van zichzelf. Elke dag opnieuw. Zo houden ze zich klein. Het doet hen verdriet en toch laten ze het gebeuren.

...

Er is maar één ding erger dan je gebruikt voelen... je ongebruikt voelen."
 
Post a Comment

<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?