10/25/2006
Sartre en Laroui
Hij legde de titelsheet neer en daar stond op:
Sartre
en
ik
en
ik
Maar wat mij betreft had het “ik” van Fouad Laroui best wat groter mogen blijven in de lezing. Sartre is boeiend, maar voor mij grotendeels een wel bekend verhaal, ik was eigenlijk meer geïnteresseerd in het verhaal van en achter Laroui. Hij had het helaas niet over Satres overdenkingen bij het jodenvraagstuk, of over huidige overdenkingen bij het moslimvraagstuk, zoals ik eigenlijk gehoopt had. Maar evengoed was wat Laroui wel zei ook heel boeiend en relevant voor mijn proefschrift.
Het lukt me niet echt meer om Sartres filosofie als op zichzelf staand te analyseren, ik merk dat ik hem de hele tijd met Levinas aan het vergelijken ben. Misschien doe ik Sartre daarmee tekort, maar aan de andere kant is een vergelijking ook boeiend.
Een centraal thema in de lezing was “vrijheid”. Ik had een kennis - die ik kende van het interculturele theehuis – meegevraagd naar de lezing. We hebben allebei een vraag gesteld na afloop van de lezing. Hij vroeg wat vrijheid is en ik vroeg of Sartres concept van vrijheid niet te makkelijk is.
Op de eerste vraag zei Fouad dat vrijheid volgens Satre het te niet doen van de werkelijkheid is, het creëren van een andere werkelijkheid door middel van verbeeldingskracht. Terwijl ik in het hier en nu ben kan ik mij een andere plaats en tijd, een totaal andere situatie voorstellen. Doordat ik mij dat voor kan stellen zit ik niet gevangen in het hier en nu van de omstandigheden waarin ik mij bevind.
Er bestaat een verschil tussen het ensoi - de dingen op zich, en het poursoi, dat zijn mensen, die hebben een bewustzijn, die bestaan niet zomaar maar die willen iets, die streven bepaalde doelen na. Het is belangrijk dat ik als mens besef dat ik iets anders ben dan een willoos ding zonder vrijheid. Een ober kan denken dat hij vastzit in zijn rol van vriendelijk en snel de gasten bedienen, alsof hij niets anders kan zijn dan een ober, alsof hij een willoos ding is. Maar hij is vrij om een hele andere rol te kiezen, dat hij het pak van een ober draagt en dat de rol van ober in die situatie van hem verwacht wordt, betekent niet dat hij niet vrij is om die rol los te laten. Door mij een andere werkelijkheid voor te stellen kan ik de huidige werkelijkheid te niet doen. En vervolgens kan ik proberen om de voorgestelde werkelijkheid de echte werkelijkheid te laten worden, voor zover dat in de praktijk mogelijk is. Alles wat ik doe is een keuze, ook als ik niets doe, ook als ik niet bewust een keuze maak. Een priester zei een keer tegen Sartre: “ik ben een katholiek”. Toen zei Sartre: je bent geen katholiek, iedere ochtend maak je die keuze opnieuw, dus je hebt geen vast “label”.
Toen ik Sartre op de middelbare school las met de Franse les, toen zei hij me eigenlijk niet zoveel. Nu spreekt het me veel meer aan, vooral het idee van vrijheid als verbeeldingskracht. Als je ergens wilt komen dan moet je iets willen, het verlangen, de wil, die brengt je in beweging. Dat merkten we ook met het jongerenproject The Dream Factory, dat de allereerste stap is dat de jongeren iets willen, dat er een verschil is tussen hun visioen en de dagelijkse realiteit en dat ze sterk verlangen naar hun droom / visioen en ze zich daarvoor in willen zetten. Als ze eigenlijk niets willen en geen moeite willen doen dan heeft het hele project geen zin. Kiezen doe je zelf, en bewust nadenken over wat je echt belangrijk vindt en bewust kiezen voor een beweging in die richting, dat is belangrijk om het leven als zinvol te ervaren, en er grip op te houden. Ik vind het heel belangrijk om niet geleefd te worden maar zelf mijn leven te leiden. Dan kom ik weer terug bij de vergelijking met de trolleybus (zie ook "It's my life", ter hoogte van het plaatje met “hope, opportunity and choice”: ik ben zeker niet totaal vrij (volgens mij denkt Sartre daar wat te makkelijk over), mijn bus zit vast aan een draad, ik ben afhankelijk van hoe de draden lopen, ik kan niet zomaar alle wegen inslaan. Maar soms splitst de draad en dan kan ik kiezen welke kant ik oprijdt. Het is belangrijk dat ik besef dat ik degene ben met het stuur in mijn handen, ik rijd niet zomaar ergens heen, ik kies welke kant ik opga. Dus is het belangrijk dat ik weet wie ik ben en wat ik wil, wat ik het allerbelangrijkste vind, dat ik voel in welke richting mijn hart zijn armpjes uitstrekt en dat ik steeds die kant op blijf sturen. Hoe meer ik mijn hart volg, hoe sterker mijn verlangen is om vooruit te komen en hoe harder dus de motor van de bus zal draaien.
Dat de vrijheid in de toekomst ligt daar zijn Sartre en Levinas over eens. Levinas ziet de toekomst als een stippellijn, het ligt niet vast, de ligging van de lijn wordt beïnvloed door de keuzes die ik maak (zelfs als iemand van tevoren zou kunnen weten wat ik ga kiezen). Dat vind ik een mooi beeld, een beeld van verschillende stippellijnen waartussen ik keuzes maak.
Er zijn denk ik twee punten waarop Levinas’ en Sartre’s concept van vrijheid duidelijk niet overeen komen: het punt van moeilijke / makkelijke vrijheid en de vraag of de vrijheid vooral op het zelf of op de ander gericht is.
- Bij Sartre blijft de vrijheid makkelijk, als je iedere dag kunt kiezen of je katholiek bent of iets totaal anders dan klinkt dat toch aardig makkelijk. Misschien wil ik wel kiezen om iemand anders te zijn maar lukt het me niet om iemand anders te worden. Ik draag mijn verleden met mij mee, een verleden dat mij gevormd heeft, ook als ik eigenlijk anders zou willen zijn.
- Vrijheid is vooral niet makkelijk omdat vrijheid tegelijkertijd verantwoordelijkheid voor de ander is. Een onvoorwaardelijke oneindige verantwoordelijkheid. Vrijheid wordt vaak gezien als iets fijns voor een individu, het recht om te doen waar je zin in hebt, om zoveel mogelijk persoonlijke ruimte te hebben. Vrijheid als een recht om egoïstisch te kunnen zijn. Hirshi Ali met haar boek “Mijn vrijheid” en Geert Wilders met zijn Partij voor de Vrijheid, zien vrijheid vooral als iets fijns dat je voor jezelf kunt opeisen. Maar vrij te zijn betekent voor Levinas vooral dat je je verantwoordelijkheid op je neemt, vrijheid is niet in de eerste plaats een recht voor jezelf maar vooral een plicht naar de ander toe. Omdat ik vrij ben, ben ik aanspreekbaar op mijn gedrag, op de keuzes die ik maak. Ook als ik mij onverantwoordelijk gedraag ben ik nog steeds verantwoordelijk voor wat ik doe, voor hoe ik omga met de ander. En makkelijk is het dus niet, want de ander kan heel veel van mij vragen, wat ik maar moeilijk weigeren kan maar waar ik ook moeilijk aan kan voldoen. Vrijheid als verantwoordelijkheid is niet vrijblijvend.
Het klinkt mooi, van de ober en de katholiek die ieder moment kunnen kiezen iets totaal anders te willen zijn. En de respectabele hoer (La putain respectueuse) kan een hoge zelfwaardering hebben, maar dat verandert niet hoe bezoekers op de wallen naar haar kijken als “lustobject achter een raam”. Er speelt meer dan alleen de keuzes die een persoon voor zichzelf maakt. Sartre heeft het over de vrijheid en de keuzes van het individu, terwijl Levinas het heeft over de relatie met de ander en het effect van mijn gedrag op de ander. Het alles overheersende egocentrisme en egoïsme moet niet zoveel mogelijk de ruimte krijgen, maar juist worden ingeperkt en wakker geschud door de confrontatie met het gelaat van de ander.
Bovendien is de goedheid van de mens kwetsbaar (Martha Nussbaum). Mijn wil is in principe als een windroos, het beweegt soepel in de richting waar mijn verlangen naar uitgaat. Maar de windroos kan vast komen te zitten en onbeweeglijk worden. Wat gebeurt er als ik niet meer onbezorgd kan verlangen, wat als ik niet meer rationeel kan afwegen wat een goede keuze is, wat als ik verblind ben door haat en frustratie, wat als ik gevangen ben in een verslaving, wat als ik dingen wil die niet goed voor me zijn, wat als ik onverschillig ben geworden, wat als ik niet meer weet wat ik wil en ik mezelf ben kwijtgeraakt? Te veel lijden en te veel onrecht is niet goed voor een mens, het kan een mens beschadigen / kapot maken. Het kan gebeuren dat ik mijzelf en/of de ander verontmenselijk, dat ik de ander / mijzelf als een ding ga behandelen. Wanneer dat gebeurt dan kan ik mijzelf en de ander van alles aandoen. Sartre zegt dat de ander de hel is (of kan zijn). Volgens Levinas is de ander in de eerste plaats degene die mijn ogen opent, die mij verantwoordelijk maakt, die mij bevrijdt. De ander en ik kunnen echter ook monsters / wolven voor elkaar zijn, maar dat kan alleen als we elkaar eerst hebben ontmenselijkt. Pas nadat ik de ander tot een ding gereduceerd heb kan ik hem doodmaken (zowel letterlijk als figuurlijk). Wanneer ik de ander als een willoos ding behandel dan totaliseer ik hem. Op dat moment neem ik hem zijn vrijheid af, ga ik over de grens heen van waar ik zelf ophoud en waar de ander begint. Een staat / regering kan dat doen met een volk, dan is het een totalitair regime. Maar ook op individueel niveau kan gedrag totalitair staan. En dat totalitaire gedrag van dat ik de ander doodmaak, ontmenselijk, dat staat lijnrecht tegenover de tegenpool die Levinas “oneindigheid” noemt (vandaar de titel van zijn boek “Totaliteit en oneindigheid”). Totaliteit betekent dat ik de ander inlijf in mijn eigen gedachtewereld, ik eigen mij de ander toe alsof het een ding is. Oneindigheid betekent juist dat de ander mijn gesloten gedachtewereld openmaakt, dat mijn blik wordt verruimd door de ander, dat ik zie dat er veel meer is dan mijn eigen gedachtewereld, en dat ik rekening moet houden met wat daarbuiten is. Er is oneindig veel meer dan mijn eigen gedachtewereld, en die oneindigheid die kan ik mij niet toe-eigenen, die blijft voor altijd onbereikbaar voor mij, ik kan er alleen een glimp van zien. De ander breekt de wereld van mijn egoïsme open en maakt daarmee dat ik boven mijzelf uitstijg. Dat is waarom de ander mij tegelijkertijd bevrijdt en verantwoordelijk maakt. Die oneindigheid, als eindeloze ruimte, dat is ook vrijheid, blikverruiming, opluchting. En dat is iets wat alleen de ander voor mij kan doen, ik kan dat nooit bij mezelf doen.
Voor Levinas zijn er twee soorten vrijheid: de vrijheid van een egoïstische mens die in zijn eentje van het leven aan het genieten is, en die alles kan doen waar hij zin in heeft. Zodra de mens niet meer alleen is, maar een ander ontmoet, kan hij niet meer vrijblijvend doorgaan met alles te doen waar hij zin in heeft. Dan komt er een tweede soort vrijheid in het spel: verantwoordelijke vrijheid. De eerste persoon is nog steeds vrij om zelf te kiezen wat hij doet. Maar zijn gedrag heeft gevolgen voor de ander, dus is hij verantwoordelijk voor hoe hij de ander behandelt, en aanspreekbaar op zijn gedrag. Dus heeft hij de plicht om zijn vrijheid en verantwoordelijkheid op zich te nemen en de ander goed te behandelen. Joost Brummelkamp zei in een reactie op een blogpost van mij dat de verantwoordelijkheid hem dan wordt opgelegd, terwijl hij verantwoordelijkheid alleen wil accepteren als dat een eigen keuze is. Ik denk dat opleggen niet het juiste woord is. De verantwoordelijkheid is een automatisch gevolg van het feit dat mijn gedrag een effect heeft op de ander. De ander is als mens gelijkwaardig aan mij, de ander is geen ding, dus daarom mag ik hem ook niet als een ding behandelen. Het feit dat we met z’n tweeën zijn maakt dat onze relatie ethisch is, dat bepaald gedrag van mij ten opzichte van de ander goed of slecht is. Dus ik kies niet om verantwoordelijk te zijn, ik krijg dat ook niet opgelegd, ik ben per definitie verantwoordelijk voor hoe ik met de ander omga. En tegelijkertijd ben ik ook nog steeds vrij en kan ik er ook voor kiezen mijn verantwoordelijkheid niet op mij te nemen.
Concluderend wilde ik zeggen dat vrijheid dus niet makkelijk is (Levinas heeft ook een boek geschreven getiteld "Dificile Liberté", moeilijke vrijheid), en het is niet makkelijk om goede keuzes te maken. Ik kan mijn vrijheid en verantwoordelijkheid soms ervaren als een loodzware last. Maar er valt niet aan te ontkomen, zoals Sartre zegt zijn we “gedoemd om vrij te zijn”. We kunnen onze plicht wel proberen te ontduiken, we kunnen de blik van de ander ontwijken, de ander als ding behandelen, maar we blijven even sterk verantwoordelijk. Wij worden nooit ensoi, het maakt niet uit hoe we onszelf / de ander behandelen, we blijven altijd poursoi. En al is dat soms moeilijk, het is ook erg mooi, om sterk te voelen waar je hart naar verlangt en je hart blindelings te volgen. Als er iets is wat gelukkig maakt dan is het dat.
10/16/2006
Mijn vader aan het woord
Mijn vader zei af en toe duizelig te worden van de onbegrijpelijke woorden, tijdens het lezen. Het valt niet mee om het verschil tussen Levinas "Il y a" en Heideggers "es gibt" te bevatten of waarom de ontologie niet fundamenteel is en ethiek voorbij het zijn gaat. Toch was het voor mij een verademing om deze interviews te lezen, omdat Levinas mondeling toch veel duidelijk zegt wat hij bedoelt dan in zijn filosofische werken als "Totaliteit en oneindigheid" of "Anders dan zijn". Levinas schrijft / spreekt als onbegrijpelijke spelregels. Als je de spelregels leest om te begrijpen hoe je een spel moet spelen, dan werkt dat niet want aan de spelregels is geen touw vast te knopen, dus snap je het spel niet. Maar op het moment dat je het spel begrijpt, dan snap je ook wat er in de spelregels staat. Het is omdat Levinas het spel begrijpt dat hij de spelregels zo heeft opgeschreven. En het is een kwestie van heel veel van en over Levinas lezen voordat zijn spel en de spelregels begrijpelijk worden.
Mijn vader heeft een tekst geschreven n.a.v. het boekje. Hier is de tekst en daarna mijn reactie.
Inleiding
Ik schrijf dit verhaal naar aanleiding van het boek ‘Emmanuel Levinas aan het woord’ (2006). Een boeiend boek met een probleem: Nu eens denk ik de tekst te begrijpen maar dan weer word ik duizelig van de onbegrijpelijke woorden. Ik probeer dit probleem op te lossen door een deel van het boek in eigen woorden weer te geven. De lezer moet maar uitmaken of het verhaal klopt of niet klopt. Ik vertrek vanuit mijzelf en probeer zo de ander te beschrijven. Ik rond mijn verhaal af met een conclusie.
Ik ben alleen.
Ik ben alleen. Er is geen ander. Ik ben letterlijk eenzaam. Soms verkies ik de eenzaamheid. Ik vind het lastig in een groep met onbekende of onbetekende mensen mij te bewegen. Het is zo niets. Vaker probeer ik aan de eenzaamheid te ontsnappen. Ik verlaat mijn kamer en loop het bos in. Daar zie ik na verloop van tijd iemand lopen. Het is een iemand, een onbekende die mij niets zegt. Ik hoef niet te weten wat de gedachten de ‘iemand’ zijn, deze wandelaar in het bos.
Ik kan van deze ‘iemand’ de ‘ander’ maken. Ik doe dit door middel van de taal. Ik kan iets zeggen. Een voor de hand liggend woord is ‘goedendag’. Ik bedoel daarmee niet dat de dag goed of mooi is. Ik spreek een wens uit voor de ‘iemand’. Daarmee wordt de ‘iemand’ de ‘ander’, wordt hij of zij bepaald. Na het goedendag zeggen kan ik niet hard weg lopen. Ik moet op zijn minst de ander in staat stellen mijn groet te beantwoorden. Ik moet dus beschikbaar zijn en blijven voor de ander. Daarmee wordt hij of zij de ander die mij kan antwoorden, die mij met zijn of haar taal kan raken.
Door goedendag te zeggen wordt ‘iemand’ de ‘ander’. De ander laat mij niet-onverschillig. Deze niet-onverschilligheid is niet vanzelfsprekend. Ik moet mijn aanvankelijke onverschilligheid aan de kant zetten. Ik moet er voor kiezen niet- onverschillig te zijn. De keuze maakt dat ik de ander niet kan negeren. Wanneer de ander mij vervolgens antwoord reageer ik. Vanuit een gevoel van verantwoordelijkheid voor mijzelf en voor de ander ben ik op de ander betrokken. Ik ben met de ander en niet meer alleen.
Ik zie de ander.
Ik zie de ander, ik zie het gelaat. Het gelaat is meer dan het gezicht. Het gelaat toont iets van de persoon en de emoties. Wanneer iemand zijn gelaat toont, toont hij zijn ware aard. Een gelaat kan in die zin spreken. Het gezicht is wat je ziet. Je kunt het uittekenen. Het gelaat is datgene wat niet zomaar wordt gezien. Het gelaat is meer dan het direct toont. Achter het gelaat kan weerloosheid of ellende schuilgaan. Doordat het gelaat spreekt ontmoet ik de ander. Het is vergelijkbaar met het ‘goedendag’ zeggen. Ik ben iets voor de ander terwijl ik de ander nog niet ken. Het gelaat kan vanuit zijn ellende een appèl doen op mij. Ik kan in zijn of haar leven komen.
Het appèl dat de ander op mij doet is niet vrijblijvend. Het legt mij een verplichting op iets te doen. Het kan een simpele handeling zijn. Ik laat de ander voorgaan, toon hoffelijkheid. Daarmee beantwoord ik het onbenoembare appèl van het gelaat. Ik doe dat onbaatzuchtig. Bij het voor laten gaan past geen wederkerigheid. In het gelaat lees ik een oproep hem of haar niet alleen te laten. Mijn alleen zijn is daarmee opgeheven. Het is de menselijkheid van er zijn voor-de-ander. De ander is mijn naaste, de eerstgekomene. De ander gaat voor mij, niet alleen wanneer wij een café binnengaan. Dat de ander voorgaat, betekent dat ik er ben voor de ander. Dat de ander ook plichten heeft ten opzichte van mij, dat is zijn zaak, niet de mijne! Ik denk, voel en handel vanuit mijzelf, niet bepalen door de ander. Door mij te bekommeren om de ander ontsnap ik aan mijzelf. Door de ontmoeting met de ander, ontdek ik het goede. Het goede is niet het alleen aangename maar vooral de verantwoordelijkheid voor de ander.
De andersheid van de ander.
Ik kan de ander de vreemdeling noemen want hij is totaal anders dan ik. Er is een grote afstand door deze andersheid. Ik heb aanvankelijk geen belang bij de ander en ik voel niets voor de ander. Dit maakt dat ik mij aanvankelijk onverschillig voel. Maar vanuit de ethiek gedacht, het goed handelen, gaat de ander mij aan, juist door zijn andersheid. In deze ethische relatie blijft de andere mens anders. Het is precies deze andersheid die de ander ethisch met mij verbindt. De andersheid slaat niet op het feit dat onze lichamen of de kleur van ons haar verschillen. De andersheid heeft geen betrekking op de kenmerkende eigenschappen. Ik ben anders ander dan de ander, absoluut anders. Het gaat bij de andersheid om het ene, unieke individu dat tegenover mij staat. Sta ik tegenover meerdere mensen dan wordt dan verdwijnt de ene, unieke mens in het geheel van mensen. Er is een derde, vierde en vijfde mens. Het zijn allemaal anderen. Ik moet mijn aandacht verdelen en een keuze maken, misschien wel voor de gene die bij uitstek anders is. Ik moet het unieke van de ander terugvinden wat ik niet in de veelheid en in de algemeenheid vind. Het gelaat van de ander benaderen is dus iets ethisch. Het is een verplichting aan de ander. Ik houd rekening met de ander, de vreemdeling en respecteer hem of haar.
De verantwoordelijkheid voor de ander.
Ik ben verantwoordelijk voor de ander in materiële zin. Het gaat erom hem te eten te geven (de hongerige eten geven, de naakten kleden, de dorstigen drinken geven en de daklozen opvangen). Het is een verantwoordelijkheid zonder schuld. De ander mag niet afhankelijk van mij raken. Ik ben zelfs verantwoordelijk voor de dood van de ander. Zoals Dostojevski zegt in de Gebroeders Karamazov: ‘Wij zijn allen verantwoordelijk voor alles en voor allen, en ik meer dan de anderen.’ Daarin ben ik uniek. Ik kan in de plaats van allen treden, maar niemand kan in mijn plaats treden. De weigering van die verantwoordelijkheid, de aandacht afwenden van het gelaat van de ander, is het kwade. Onbaatzuchtigheid is het goede. Ik ben verantwoordelijk zonder iets gedaan te hebben, verantwoordelijk hoewel hij niets voor mij is en omdat hij niets voor mij is. Het is geen ‘geluk’ dat ik de positie van verantwoordelijke inneem. Het is een waardigheid en een uitverkiezing die mij uniek maakt. De uitverkiezing weigeren is onmogelijk. Toch hoef ik niet de hele wereld te dragen. Mijn verantwoordelijkheid voor de anderen, de derde, de vierde (de burgers) is een kwestie voor de staat, het recht en de rechtvaardigheid.
Eigen volk eerst?
Voor dit verhaal koos ik als uitgangspunt dat ik vanuit mij zelf moet vertrekken naar de ander toe. Niet zonder reden. Onbaatzuchtigheid is een centraal begrip bij Levinas. Ik treed de ander verwachtingsloos en onbevangen tegemoet. Het ‘wie goed doet, goed ontmoet’ geldt niet voor Levinas. Ik ben verantwoordelijkheid voor de ander. Er is geen wederkerigheid. Ik spreek hem aan, laat hem voorgaan en bekommer mij om hem. Wat hij naar mij wel doet of niet doet is zijn zaak. Ik laat de ander in zijn andersheid. Het is een prachtig uitgangspunt. Je kunt dit principe ook op een volk toepassen. Eigen volk eerst? Ja, met een nieuwe betekenis. Wij zullen als Nederlanders de vreemdelingen die de grens overtrekken als eerste moeten groeten, hen laten voorgaan, hoffelijkheid, respect en zorg tonen. Ik denk dat Levinas het gezegd zou kunnen hebben.
Dit is een heel wezenlijk onderdeel van Levinas' filosofie vind ik. Het heeft lang geduurd voor ik begreep waarom het van wezenlijk belang is om de andersheid van de ander te accepteren, maar dat begrijp ik nu denk ik. En dat besef is belangrijk voor het bevorderen van intercultureel contact, om uit te leggen waarom assimilatiedwang contraproduktief kan werken.
Eigen volk eerst? Het is altijd eerst de ander, door die deur, na u. Ja ik vertrek vanuit mijzelf naar de ander toe, maar als de ander mij roept dan ben ik mezelf op dat moment even vergeten. Mijn status, mijn positie, mij haast, mijn belangen, wat levert het me op, waar was ik mee bezig... dat is even weg. De ander roept en ik antwoord. Ik zal doen en ik zal horen. Inderdaad, de verantwoordelijkheid is voor het eigen volk eerst, verantwoordelijkheid voor het begroeten van de ander, de vreemdeling, voor onvoorwaardelijke gastvrijheid.
10/14/2006
Now is the time
Sitting here, wasting time
Thinking about what I left behind.
The past spinning in my head
Wondering where I have been lead.
I'm floating with the wind.
There are many places I'd rather be-
Lost in love or completely free.
But it's more the same day to day.
I'm floating with the wind.
There comes a time in a person's life
When we must decide to do or die.
Now is the time to make a choice
The perfect time to raise our voice.
To take control of our life.
But I'm:
Sitting here, wasting time
Thinking about what I left behind.
The past spinning in my head
Wondering where I have been lead.
I'm floating with the wind.
Having some life to go
What will happen? I sure don't know.
But it's more the same day to day.
I'm floating with the wind.
There comes a time in a person's life
When we must decide to do or die.
Now is the time to make a choice
The perfect time to raise our voice.
To take control of our life.
But I'm:
Lost inside, relaxed and slow
Never knowing where to go.
The past spinning in my head
Wondering where I have been lead.
I'm floating with the wind.
There are many things I'd rather be
A change of life is right for me
But I'm.....
Floating with the wind.
10/06/2006
Tolerance as acceptance
This seems to be a simple standard question, but it is in fact a very complicated question and the answer you give determines which personal perspective forms the starting point to take part in the discussions, it determines the which discours the debaters choose to make use of.
The Cambridge Dictionaries Online provides two different definitions of the word tolerance:
- Tolerance as acceptance: willingness to accept behaviour and beliefs which are different from your own, although you might not agree with or approve of them.
Example: “Some members of the party would like to see it develop a greater tolerance towards contrary points of view. - Tolerance as the ability to bear something unpleasant: the ability to bear something unpleasant or annoying, or to continue existing despite disadvantageous conditions.
Example: “I think men are less tolerant of stress than women.”
So the word tolerance can have two different connotations:
The ability to bear something unpleasant
I disagree with this group of “others”, e.g. foreigners, I think they are barbarians, they are annoying me, I maybe even hate them, but I have decided that I will tolerate that they are living in my country (as long as they behave according to my standards). A person from the UK in the audience said that the word tolerance in English mainly has got this negative connotation, like: “you can stand there in the corner of the room, but only if you don’t bother me”. The meaning is then similar to the Dutch word “gedogen”, we disapprove of something, e.g. drugs, but still we allow it to exist.
Tolerance as acceptance
In fact I think that cultural relativism is an impossible position. If I make a judgment about a practice in another culture, my judgment is influenced by my personal perspective. But it is not completely subjective, I can give arguments for why I consider a certain practice as morally wrong. And the fact that my judgment is not absolute and objective, doesn’t mean that it doesn’t matter to me. If I realize that I don’t possess the absolute truth, it doesn’t mean that I can personally agree with anything, I still strongly believe in my own views, I am not willing to accept the opinions of other people if I fundamentally disagree with them.
So I will never fully accept the views and behaviour of a pedophile, I don’t support the position of a cultural relativist, who could say: “Ok, if it is acceptable in your culture / way of life to have sex with children, who am I then to stand above it and to judge it as wrong, if this is acceptable in your culture then it is acceptable for me as well.”
No, I judge according to my own standards and values and in my view the pedophile is harming children, so what he does is wrong.
This means that “to fully accept the opinions of others” should not be understood as: "anything the other thinks is an acceptable view for me". If I accept that the other is totally different, it does not mean that I find his views acceptable, it just means that I allow that other person to have those views, I don’t force the other to become like me. But it is very well possible that I totally accept that the other is different and that at the same time I totally disagree with him and that I continue to do so. So I don’t try to convince the pedophile of my ideas that sex with an adult is much better, I accept that he disagrees with me at that point. I will not try to stop him from thinking his own thoughts, I will only try to stop him from harming children.
For Paul Scheffer (another panel member, a publicist and prominent party member of the Dutch Labour Party) the core of tolerance consists of defending the rights of those you completely disagree with (within the boundaries of the existing laws), as in the famous quote from Voltaire. Paul Scheffer is a very interesting publicist and a very good debater, one of best ones I know. But at the same time I strongly disagree with him, because I think he mostly defends the interests of people like him, Dutch, highly educated, rich, not the people who need the most support in my opinion: immigrants with not much education, poor, not many chances. But it is very difficult to counter his argumentation with good contra arguments.
And it was frustrating for me that I didn't hear any of these contra arguments in the panel discussion. Harry van den Bergh - from the Refugee Council - would be the most logical person in the panel to defend my personal views. But he spoke with a "geitenwollen sokken" style (soft sixties) and his speech was full of generalizations, clichés, simplifications, contradictions, and wishful thinking.
Some things he said:
The reason why we are not so tolerant anymore in the Netherlands, is because we are loosing our religion, in the past we were all very tolerant and respectful and civilized but because many people don’t go to church anymore, that is why we are no longer tolerant (and the Protestants, Catholics, Jews etc. were always so tolerant to each other and to non-believers, foreigners etc?).
The third panel member was also an interesting person and a good debater, his name was Claude Grunitzky, writer of the book “Transculturalism, How the World is coming Together”, and he was introduced by the moderator as a “self-made man”. He was born in Togo, where he lived as a child. Then he moved to France, then to UK, US, and back to France. His family name is Polish, and his roots are also Jewish. When he said that being Polish is one of his identities, Harry said a bit shocked: “No, you are not Polish!”
Why not? Why would it be impossible for someone to be black and to be Polish at the same time? How can Harry know if Claude is Polish or not, and why not leave that up to him if he feels Polish or not.
So I was disappointed that the “lunatic liberal” position (as my views are called in Orkut) was not very well defended in the debate, although fortunately many good remarks were made by the audience. I was thinking during the debate – and I have thought about this often before – at which point is it that I fundamentally disagree with Paul Scheffer, why do I think that his views are harmful to our multicultural society?
Let’s go back to Voltaire’s quote of defending the rights of the people you strongly disagree with. Voltaire is clearly belongs to a Western European culture / tradition. Freedom of expression is considered very important in this tradition. It doesn’t matter what you say, what matters most is that you can say anything you like. Freedom in general is a very important value, we should have our private space to do what we want, nobody should restrict our actions unnecessary. Especially the Dutch culture is a direct one: just say what you mean, no turning around it. According to Hofstede the Dutch are a very “mondig” people (for this word no translation exists, it means to be direct and assertive with words, with expressing ourselves).
So Paul Scheffer finds it very important to help the others, immigrants (or any others), to defend their rights with regard to freedom of expression. But what if the others themselves don’t attach much value to freedom of expression? The idea of tolerance as acceptance is that you accept cultural differences as long as they don’t harm the society. Tolerance as acceptance should go much further then to say: “I accept that you are there as long as you don’t bother me”. It means: “I accept you as equal to me and I will treat you with respect, I will try to understand how you think and how you live, because when I understand that, I will better be able to work together with you, to live together with you in our multicultural society.
A certain minimum of cultural relativism and flexibility is then needed, I think.
If Paul really wants to do that, to defend the rights / position of those he disagrees with, then he should do more than only to defend their right to freedom of expression.
I said that to him, after the debate, I said:
"Take the issue of the Danish cartoons. If you disagree with the people who feel insulted by the cartoons, if you want to defend them, I think it doesn’t only mean that you support that they can say what they think.
Real acceptance of differences means trying to put yourself in their shoes. Imagine that you would feel terribly offended by the cartoons, that you get very very angry. If you defend their position it means you should support the right not to be insulted unnecessarily, and that in the end leads to a limitation of the freedom of expression.”
Of course Paul didn’t agree with that. He says that he debates with the people he disagrees with (he does and that is very good) and he said that he personally treats his opponents with respect. That is true as well, I said, but there are many people in the society who don’t treat their opponents with respect, that was my point. Then Paul said that the debate would become very silent if nobody should ever insult anybody else. I agree with that. It is inevitable, when different cultures live mixed, that people feel insulted by others. If an imam doesn’t shake the hand of a non-Islamic woman, the woman might feel insulted, while the imam feels insulted if the woman forces him to shake hands with her. If I walk in a short dress in the street, strict Muslims can feel offended, but if I cannot walk in the cloths I like and which are normal here, I feel insulted.
So, the only thing I ask is that people think about it with more care, before they say something. Before they start shouting at the other / insulting the other, that they think about if it is possible to say what they want to say in a more respectful way. The cartoons were unnecessary offensive, the way Theo van Gogh expressed his opinions were unnecessary offensive, the way Geert Wilders expresses his views as well, etc. So before you start to talk in stereotypes, exaggerations and aggression, count to ten and think if you can say it in another way. Paul also said that he spoke to an imam who thought that his religion is perfect. Paul asked if it is acceptable for the imam if others criticize his religion and the imam said no. Paul said that he cannot accept that, he thinks he should have the right to criticize the Islam, also if the imam feels offended and treated unjustly by that. In that I agree with Paul. The imam has got the right to believe that his religion is perfect, Paul can accept that that is his view. But he doesn’t have to agree with him, and the imam cannot force him to stop expressing his views. If we want to criticize the Islam we should do that in a respectful way, so not by calling Muslims goat fuckers (Van Gogh), not by calling Islam a backward barbarian religion, but by pointing at specific Islamic practices and to explain why we think these practices are morally wrong. Then maybe the imam will be willing to keep talking with us and then he can explain why he thinks it is not wrong, or not the true Islam, and then we can have a constructive dialogue.
If you don’t do that, if you don’t try to step into the shoes of “the others”, if you only tolerate their presence and defend their rights according to your own standards, then the gap between the “us” and the “them” cannot be bridged. It is not enough to defend their rights only, in order to build a bridge between the two sides, both sides have to start building, so that the groups can meet each other in the middle. If you do it as Harry said: “we are willing to accept them but they don’t adapt”, then you can never get more than half a bridge, it is not only from the immigrant side that construction work should be done, it should be done also from the side of the natives. So to say: “we accept that you are there” is not enough, we should also say: “we will try to understand you and we will try our best to build a good bridge together with you”.
***
And when I typed "tolerance" and "accept" in Google images, I found this cartoon :-)
So Garfield is not really an example of tolerance and compassion...