10/16/2006

 

Mijn vader aan het woord

Voor mijn vaders verjaardag gaf ik hem het boekje "Emmanuel Levinas aan het woord", bestaande uit 11 interviews met Levinas, een boekje waarvan ik erg blij was het zomaar tegen te komen in de boekwinkel, omdat het voor het eerst is dat deze interviews gebundeld en in het Nederlands zijn uitgebracht en ik hier al lange tijd naar op zoek was.

Mijn vader zei af en toe duizelig te worden van de onbegrijpelijke woorden, tijdens het lezen. Het valt niet mee om het verschil tussen Levinas "Il y a" en Heideggers "es gibt" te bevatten of waarom de ontologie niet fundamenteel is en ethiek voorbij het zijn gaat. Toch was het voor mij een verademing om deze interviews te lezen, omdat Levinas mondeling toch veel duidelijk zegt wat hij bedoelt dan in zijn filosofische werken als "Totaliteit en oneindigheid" of "Anders dan zijn". Levinas schrijft / spreekt als onbegrijpelijke spelregels. Als je de spelregels leest om te begrijpen hoe je een spel moet spelen, dan werkt dat niet want aan de spelregels is geen touw vast te knopen, dus snap je het spel niet. Maar op het moment dat je het spel begrijpt, dan snap je ook wat er in de spelregels staat. Het is omdat Levinas het spel begrijpt dat hij de spelregels zo heeft opgeschreven. En het is een kwestie van heel veel van en over Levinas lezen voordat zijn spel en de spelregels begrijpelijk worden.


Mijn vader heeft een tekst geschreven n.a.v. het boekje. Hier is de tekst en daarna mijn reactie.

Levinas aan het woord?

Inleiding
Ik schrijf dit verhaal naar aanleiding van het boek ‘Emmanuel Levinas aan het woord’ (2006). Een boeiend boek met een probleem: Nu eens denk ik de tekst te begrijpen maar dan weer word ik duizelig van de onbegrijpelijke woorden. Ik probeer dit probleem op te lossen door een deel van het boek in eigen woorden weer te geven. De lezer moet maar uitmaken of het verhaal klopt
of niet klopt. Ik vertrek vanuit mijzelf en probeer zo de ander te beschrijven. Ik rond mijn verhaal af met een conclusie.

Ik ben alleen.
Ik ben alleen. Er is geen ander. Ik ben letterlijk eenzaam. Soms verkies ik de eenzaamheid. Ik vind het lastig in een groep met onbekende of onbetekende mensen mij te bewegen. Het is zo niets. Vaker prob
eer ik aan de eenzaamheid te ontsnappen. Ik verlaat mijn kamer en loop het bos in. Daar zie ik na verloop van tijd iemand lopen. Het is een iemand, een onbekende die mij niets zegt. Ik hoef niet te weten wat de gedachten de ‘iemand’ zijn, deze wandelaar in het bos.

Ik kan van deze ‘iemand’ de ‘ander’ maken. Ik doe dit door middel van de taal. Ik kan iets zeggen. Een voor de hand liggend woord is ‘goedendag’. Ik bedoel daarmee niet dat de dag goed of mooi is. Ik spreek een wens uit voor de ‘iemand’. Daarmee wordt de ‘iemand’ de ‘ander’, wordt hij of zij bepaald. Na het goedendag zeggen kan ik niet hard weg lopen. Ik moet op zijn minst de ander in staat stellen mijn groet te beantwoorden. Ik moet dus beschikbaar zijn en blijven voor de ander. Daarmee wordt hij of zij de ander die mij kan antwoorden, die mij met zijn of haar taal kan raken.

Door goedendag te zeggen wordt ‘iemand’ de ‘ander’. De ander laat mij niet-onverschillig. Deze niet-onverschilligheid is niet vanzelfsprekend. Ik moet mijn aanvankelijke onverschilligheid aan de kant zetten. Ik moet er voor kiezen niet- onverschillig te zijn. De keuze maakt dat ik de ander niet kan ne
geren. Wanneer de ander mij vervolgens antwoord reageer ik. Vanuit een gevoel van verantwoordelijkheid voor mijzelf en voor de ander ben ik op de ander betrokken. Ik ben met de ander en niet meer alleen.

Ik zie de ander.
Ik zie de ander, ik zie het gelaat. Het gelaat is meer dan het gezicht. Het gelaat toont iets van de persoon en de emoties. Wanneer iemand zijn gelaat toont, toont hij zijn ware aard. Een gelaat kan in die zin spreken. Het gezicht is wat je ziet. Je kunt het uittekenen. Het gelaat is datgene wat niet zomaar wordt gezien. Het gelaat is meer dan het direct toont. Achter het gelaat kan weerloosheid of ellende schuilgaan. Doordat het gelaat spreekt ontmoet ik de ander. Het is vergelijkbaar met het ‘goedendag’ zeggen. Ik ben iets voor de ander terwijl ik de ander nog niet ken. Het gelaat kan vanuit zijn ellende een appèl doen op mij. Ik kan in zijn of haar leven komen.

Het appèl dat de ander op mij doet is niet vrijblijvend. Het legt mij een verplichting op iets te doen.
Het kan een simpele handeling zijn. Ik laat de ander voorgaan, toon hoffelijkheid. Daarmee beantwoord ik het onbenoembare appèl van het gelaat. Ik doe dat onbaatzuchtig. Bij het voor laten gaan past geen wederkerigheid. In het gelaat lees ik een oproep hem of haar niet alleen te laten. Mijn alleen zijn is daarmee opgeheven. Het is de menselijkheid van er zijn voor-de-ander. De ander is mijn naaste, de eerstgekomene. De ander gaat voor mij, niet alleen wanneer wij een café binnengaan. Dat de ander voorgaat, betekent dat ik er ben voor de ander. Dat de ander ook plichten heeft ten opzichte van mij, dat is zijn zaak, niet de mijne! Ik denk, voel en handel vanuit mijzelf, niet bepalen door de ander. Door mij te bekommeren om de ander ontsnap ik aan mijzelf. Door de ontmoeting met de ander, ontdek ik het goede. Het goede is niet het alleen aangename maar vooral de verantwoordelijkheid voor de ander.

De andersheid van de ander.
Ik kan de ander de vreemdeling noemen want hij is totaal anders dan ik. Er is een grote afstand door deze andersheid. Ik heb aanvankelijk geen belang bij de ander en ik voel niets voor de ander. Dit maakt dat ik mij aanvankelijk onverschillig voel. Maar vanuit de ethiek gedacht, het goed handelen, gaat de ander mij aan, juist door zijn andersheid. In deze ethische relatie blijft de andere mens anders. Het is precies deze andersheid die de ander ethisch met mij verbindt. De andersheid slaat niet op het feit dat onze lichamen of de kleur van ons haar verschillen. De andersheid heeft geen betrekking op de kenmerkende eigenschappen. Ik ben anders ander dan de ander, absoluut anders. Het gaat bij de andersheid om het ene, unieke individu dat tegenover mij staat. Sta ik tegenover meerdere mensen dan wordt dan verdwijnt de ene, unieke mens in het geheel van mensen. Er is een derde, vierde en vijfde mens. Het zijn allemaal anderen. Ik moet mijn aandacht verdelen en een keuze maken, misschien wel voor de gene die bij uitstek anders is. Ik moet het unieke van de ander terugvinden wat ik niet in de veelheid en in de algemeenheid vind. Het gelaat van de ander benaderen is dus iets ethisch. Het is een verplichting aan de ander. Ik houd rekening met de ander, de vreemdeling en respecteer hem of haar.

De verantwoordelijkheid voor de ander.
Ik ben verantwoordelijk voor de ander in materiële zin. Het gaat erom hem te eten te geven (de hongerige eten geven, de naakten kleden, de dorstigen drinken geven en de daklozen opvangen). Het is een verantwoordelijkheid zonder schuld. De ander mag niet afhankelijk van mij raken. Ik ben zelfs verantwoordelijk voor de dood van de ander. Zoals Dostojevski zegt in de Gebroeders Karamazov: ‘Wij zijn allen verantwoordelijk voor alles en voor allen, en ik meer dan de anderen.’ Daarin ben ik uniek. Ik kan in de plaats van allen treden, maar niemand kan in mijn plaats treden. De weigering van die verantwoordelijkheid, de aandacht afwenden van het gelaat van de ander, is het kwade. Onbaatzuchtigheid is het goede. Ik ben verantwoordelijk zonder iets gedaan te hebben, verantwoordelijk hoewel hij niets voor mij is en omdat hij niets voor mij is. Het is geen ‘geluk’ dat ik de positie van verantwoordelijke inneem. Het is een waardigheid en een uitverkiezing die mij uniek maakt. De uitverkiezing weigeren is onmogelijk. Toch hoef ik niet de hele wereld te dragen. Mijn verantwoordelijkheid voor de anderen, de derde, de vierde (de burgers) is een kwestie voor de staat, het recht en de rechtvaardigheid.

Eigen volk eerst?
Voor dit verhaal koos ik als uitgangspunt dat ik vanuit mij zelf moet vertrekken naar de ander
toe. Niet zonder reden. Onbaatzuchtigheid is een centraal begrip bij Levinas. Ik treed de ander verwachtingsloos en onbevangen tegemoet. Het ‘wie goed doet, goed ontmoet’ geldt niet voor Levinas. Ik ben verantwoordelijkheid voor de ander. Er is geen wederkerigheid. Ik spreek hem aan, laat hem voorgaan en bekommer mij om hem. Wat hij naar mij wel doet of niet doet is zijn zaak. Ik laat de ander in zijn andersheid. Het is een prachtig uitgangspunt. Je kunt dit principe ook op een volk toepassen. Eigen volk eerst? Ja, met een nieuwe betekenis. Wij zullen als Nederlanders de vreemdelingen die de grens overtrekken als eerste moeten groeten, hen laten voorgaan, hoffelijkheid, respect en zorg tonen. Ik denk dat Levinas het gezegd zou kunnen hebben.
***
Mijn reactie, per citaat:

"Ik kan van deze ‘iemand’ de ‘ander’ maken."
Dat is geen geen Levinasiaanse formulering. Ik kan niets maken van de ander. De ander is de ander voor mij, of ik dat nu wil of niet. Maken is daarop niet van toepassing. De ander wordt niet bepaald tot ander. Als ik de ander begroet dan bepaal ik de ander niet, maar dan neem ik mijn verantwoordelijkheid op mij om de ander te antwoorden, om gehoor te geven aan zijn oproep.
De niet-onverschilligheid is niet vanzelfsprekend, maar wel oorspronkelijk. Ik heb van nature het vermogen om niet-onverschillig te zijn voor de ander, om de ander te groeten is mijn natuurlijke reactie, want ik ben een ethisch wezen. Dus het is niet een rationele keuze / afweging, zo van: "zal ik de ander groeten, nee vandaag maar niet". Dit wil niet zeggen dat iedereen altijd gehoor geeft aan de oproep van de ander. Maar de oproep zelf valt niet te ontkennen, die maakt de relatie ogenblikkelijk ethisch, ook als ik mijn verantwoordelijkheid niet op mij neem en ik doe alsof de ander niet bestaat / een object is.

"Ik kan de ander de vreemdeling noemen want hij is totaal anders dan ik. Er is een grote afstand door deze andersheid. Ik heb aanvankelijk geen belang bij de ander en ik voel niets voor de ander. Dit maakt dat ik mij aanvankelijk onverschillig voel. Maar vanuit de ethiek gedacht, het goed handelen, gaat de ander mij aan, juist door zijn andersheid. In deze ethische relatie blijft de andere mens anders. Het is precies deze andersheid die de ander ethisch met mij verbindt."

Dit is een heel wezenlijk onderdeel van Levinas' filosofie vind ik. Het heeft lang geduurd voor ik begreep waarom het van wezenlijk belang is om de andersheid van de ander te accepteren, maar dat begrijp ik nu denk ik. En dat besef is belangrijk voor het bevorderen van intercultureel contact, om uit te leggen waarom assimilatiedwang contraproduktief kan werken.
Gisteren zei iemand tegen mij dat wij zo moeilijk met elkaar kunnen praten omdat we zo verschillend zijn. Als we nou hetzelfde waren dan was er geen probleem, maar omdat we verschillend zijn is elkaar begrijpen een hopeloze zaak. Die redenering staat haaks op Levinas' manier van denken. Het is omdat we niet op dezelfde plek zijn dat we naar elkaar toe kunnen gaan. Het is omdat we tegenover elkaar staan dat we in gesprek met elkaar kunnen gaan. Het is doordat we merken dat we verschillend zijn dat we moeite moeten doen om elkaar iets uit te leggen, dat ik me afvraag: hoe is die ander, hoe komt het dat hij niet begrijpt wat ik zeg, hoe klinkt het in zijn oren, hoe is zijn belevingswereld? Dan besef ik dat de ander geen onderdeel is van mijn bewustzijn, maar dat de ander een eigen bewustzijn heeft en dat hij heel anders denkt dan ik. Ik moet afstand nemen van mijn eigen gedachten en me inleven in de ander.
Alleen als er afstand is tussen ons dan kan die afstand overbrugd worden. Als ik de ander tot mijzelf gereduceerd heb dan valt er niets te overbruggen, maar dan is de echte ander ondertussen dus onbereikbaar.
Alleen als er verschillen zijn dan kunnen we verschillen overbruggen. Niet dat we daarmee hetzelfde worden, we blijven wie we zijn, totaal verschillend.Alleen als er afstand is kunnen we toenadering zoeken.
Niet dat het makkelijk is om verschillen te overbruggen, daar moet je moeite voor doen. Maar dat is wat je verantwoordelijkheid op je nemen betekent: moeite doen voor de ander.
"We zijn zo verschillend" is geen excuus om het gesprek niet aan te gaan...

Eigen volk eerst? Het is altijd eerst de ander, door die deur, na u. Ja ik vertrek vanuit mijzelf naar de ander toe, maar als de ander mij roept dan ben ik mezelf op dat moment even vergeten. Mijn status, mijn positie, mij haast, mijn belangen, wat levert het me op, waar was ik mee bezig... dat is even weg. De ander roept en ik antwoord. Ik zal doen en ik zal horen. Inderdaad, de verantwoordelijkheid is voor het eigen volk eerst, verantwoordelijkheid voor het begroeten van de ander, de vreemdeling, voor onvoorwaardelijke gastvrijheid.

Comments:
Fascinerend om te lezen, mooi van je vader ook dat hij zo veel moeite heeft gedaan om dit op papier te zetten.

Na de paar posts die ik tot op heden hier gelezen heb, voel ik een soort dubbelheid in de theorie van Levinas.

Enerzijds ervaar ik een oprechte, krachtige beweging die zegt dat het waardevol is om er voor de ander te zijn, en dat je dan niet moet gaan zeuren dat de ander ook iets terug moet doen - nee, als die ander er is, en dat iets betekent in jouw wereld (en dat is per definitie zo, als ik het goed begrijp), dan ben je er voor de ander, onvoorwaardelijk.

Maar anderzijds komt er in het woord verantwoordelijkheid een beeld opzetten dat voor mij veel minder een gevoel van eigen kracht geeft (misschien is dat voor Levinas helemaal geen punt, maar voor mij wel ;-)
Het geeft de indruk dat je er koste wat kost voor de ander móet zijn, zo niet goedschiks, dan maar kwaadschiks. En ik heb mijn twijfels of jij en de ander daar iets aan hebben. Of dat soort hoffelijkheid geen frustratie kweekt. Of je dat gevoel van er voor de ander zijn niet eerst in jezelf ervaren moet hebben, voor je het succesvol kunt inzetten.
 
Persoonlijk vind ik dat de verantwoordelijkheid wel eigen kracht is. Verantwoordelijkheid is vrijheid, is je leven in eigen hand nemen. Toch is het tegelijkertijd ook passief bij Levinas, niet omdat we een willoze speelbal van het lot zijn maar omdat we al doen en horen voor we daar bewust en calculerend over na hebben gedacht.

Levinas heeft het weinig over identiteit, over jezelf zijn, kracht in jezelf vinden en van daaruit de ander tegemoet treden. Maar hij heeft het wel over bescherming tegen reductie tot een object, bescherming tegen totalisatie.

En als hij het over de Joodse identiteit heeft hecht hij daar duidelijk veel waarde aan.

Ik denk dat het idee van waardering en besef van de eigen identiteit in combinatie met volledige acceptatie van het anderszijn van de ander, goed kan worden toegevoegd aan / geintegreerd met de filosofie van Levinas.
 
Ik vind zeker ook dat verantwoordelijkheid eigen kracht is - maar dan wel echte verantwoordelijkheid, die je neemt, en niet de verantwoordelijkheid die je wordt opgelegd. Door de boodschappen die mensen meekrijgen over hoe ze zich verantwoordelijk móeten tonen, en voor wie ze verantwoordelijk móeten zijn, is daar weinig gevoel van vrijheid in bij het overgrote deel van de mensen.

Het lijkt me een hele klus om bij mensen die het spel niet kennen, Levinas' spelregels aan te prijzen.
 
Post a Comment

<< Home

This page is powered by Blogger. Isn't yours?