9/30/2006
Het boek der boeken en het geweten
Het onderstaande is een tekst uit een interview met Levinas genaamd “De vreemdeling liefhebben”, door François Poirié, uit het boek: “Emmanuel Levinas aan het woord – 11 gesprekken” (2006). Hij beschrijft een bijbelvers als illustratie van waarom hij het niet altijd eens is met Martin Buber - Buber is net als Levinas een Joodse filosoof, en hij schrijft ook over de relatie tussen de één en de ander.
Levinas heeft een heel boeiend maar ook een heel moeilijk voorbeeld gekozen om te laten zien hoe hij met Buber van mening verschilt. Eigenlijk heeft hij het zichzelf hiermee moeilijk gemaakt, omdat veel mensen geneigd zullen zijn Buber gelijk te geven. Maar dat vind ik dan ook juist weer heel mooi van Levinas, dat hij zo’n moeilijk voorbeeld uitkiest.
Citaat van Levinas:
Ik zal u iets vertellen over een passage die ik onlangs gelezen heb, waarin Buber me erg verrast heeft. Een tekst van Buber die betrekking heeft op zijn eigen leven. Hij ontmoet een oude, heel vrome jood die hem een vraag stelt over Samuel, 15, 33 vers 1, waarin de profeet het beveel geeft aan koning Saul om het koninkrijk Amalek, dat in de bijbeltraditie en de talmoedische het radicale kwaad belichaamt, van de kaart te vegen en uit de geschiedenis te wissen. Amalek had op een laffe wijze de Israëlieten aangevallen die uit Egypte kwamen, slaven die nog maar net bevrijd waren. Laten we niet over de geschiedenis of de feiten discussiëren. De betekenis van de bijbelse hyperbolen moet je zoeken in de contexten van die hyperbolen, zelfs als de verzen ver van elkaar staan!
In Deuteronomium 25, 12:
“Wanneer de Eeuwige, jouw God, je verlost zal hebben van alle vijanden in het land dat hij je geeft… zul je de herinnering aan Amalek onder de hemel uitwissen.”
De mens die van het kwade verlost is, moet de ultieme slag aan het kwade toedienen. Saul vervult zijn plicht niet. Hij kan niet uitwissen. Hij spaart Agag van Amalek en brengt een buit mee, de beste dieren uit de kuddes van Amalek. De scene waarin de profeet Samuel rekenschap vraagt. Dialoog:
Antwoord van Buber: de profeet heeft niet begrepen wat God hem bevolen heeft. Buber dacht waarschijnlijk dat zijn geweten hem beter inlichtte dan de boeken over de wil van God! En waarom heeft hij in Samuel, 15, 33-1 het woord van de profeet niet gelezen: ‘Zoals uw zwaard de vrouwen van hun kinderen beroofd heeft, zo zal uw moeder van haar kinderen beroofd worden onder de vrouwen.’
Ik ben het niet altijd eens met Buber, ik heb het u gezegd. Ik blijf denken dat je zonder uiterste aandacht voor het boek der boeken niet naar het geweten kan luisteren. Buber heeft in dit geval niet aan Auschwitz gedacht.
Als je deze tekst vanuit een buiten-religieus perspectief leest, dan ben je veel eerder geneigd Buber gelijk te geven. Een volk uitroeien, een land van de kaart vegen, hoe kan dat nu het bevel zijn van een goede God, om allemaal onschuldige mensen, vrouwen, kinderen en baby’s dood te maken, dat kan toch nooit de bedoeling zijn. Dan kun je beter wat schapen offeren. De profeet zal het wel verkeerd begrepen hebben. De terroristen van nu zijn er ook heilig van overtuigd dat het Gods bevel is om onschuldige mensen uit te roeien, maar wij weten wel beter. Dus het is altijd verstandig om eerst je gezonde verstand en geweten te gebruiken, en niet zomaar een “bevel van God” op te volgen als je zelf denkt dat dat helemaal niet goed is.
Levinas kijkt hier echter heel anders tegenaan, een perspectief dat van binnenuit de religie komt. Als gelovige zijn er enkele aannames die niet ter discussie staan. Dat God bestaat, staat niet ter discussie. Dat God goed is, staat ook niet ter discussie. Het is onmogelijk dat God een kwaadwillende duivel blijkt te zijn. Deze aannames zitten heel diep, zij worden aangenomen al voordat een gelovige daar bewust over nagedacht heeft. In feite heeft iedere mens voorafgaand aan ieder bewustzijn een besef dat God bestaat en dat God goed is. Daarna gaan mensen daar past bewust over nadenken en een bepaalde religie volgen (of ze worden atheïst).
God is oneindige Goedheid en niets anders dan goedheid, het kwaad is totaal afwezig in hem. God roept de mens nog voordat de mens geboren is. Voordat er een bewustzijn ontwikkeld is, is de mens al geroepen en heeft de mens al gehoor gegeven aan de oproep. Levinas schreef niet alleen filosofische werken maar ook Talmoedische studies. In zijn “Vier Talmoedische studies” schrijft hij over toen de Joden de Thora kregen op de berg Sinaï, zij zeiden toen: “wij zullen doen en wij zullen horen”. In het begin heeft God een verdrag gesloten met zijn volk. En het volk heeft gezegd dat zij zullen doen en dat zij zullen horen. Een verdrag dat voorafgaat aan keuzevrijheid en de rede, maar waarbij er ook geen sprake is van dwang. Ik schreef al eerder over het “wij zullen doen en wij zullen horen”. Zoals ik toen al zei, betekent die zin dat de steun van de Joden aan God onvoorwaardelijk is. Er is geen afweging van voor- en nadelen, geen rationele keuze om wel of geen gehoor te geven aan de oproep van God. Dit is de kern van onvoorwaardelijke aanvaarding: eerst te doen en dan pas te horen of te denken. De omkering van de normale volgorde - eerst denken en dan doen - is een vorm van handelen die niet op onwetendheid gebaseerd is maar op een weten waar geen calculatie aan te pas komt.
Vanuit het buiten-religieuze perspectief klinkt dit allemaal heel vreemd, hoe kan God nu een verdrag met mij hebben gesloten terwijl ik daar niet bij was (leuk dat mensen op de berg Sinaï dat hebben gezegd maar wat heb ik daarmee te maken), hoe kan ik iets aanvaard hebben zonder een bewustzijn, zonder dat ik gekozen heb? En waarom zou ik zomaar een bevel van iemand uitvoeren terwijl ik helemaal niet weet waarom hij vindt dat ik dat moet doen, en terwijl ik zelf vind dat het heel slecht is om dat te doen. Eerst doen en dan pas horen en denken, is het niet veel verstandiger om eerst te denken, voordat je iets heel verkeerds gaat doen. Blind bevelen opvolgen kan heel gevaarlijk zijn, en je bent toch in de eerste plaats verantwoordelijk voor je eigen daden. Het kan nooit goed zijn om een volk uit te roeien, als ik zoiets doe kan ik mijn verantwoordelijkheid nooit afkopen door te zeggen dat het een bevel van God was, ik ben nog steeds verantwoordelijk voor de schade die ik anderen berokken.
Maar dat is volgens Levinas het hele idee van onvoorwaardelijke aanvaarding, dat je ja zegt zonder dat je weet waar je ja tegen zegt, of waarom, zelfs zonder dat je je bewust bent van het ja zeggen (nee zeggen was geen bewuste optie). Dit is ook hoe het gaat wanneer de ander mij aanspreekt, die een schok te weeg brengt waarin God in me opkomt. Het beroep dat de ander op mij doet is het woord van God, dat de volharding in mijn zijn (mijn geïsoleerde egoïsme) omkeert in de toewijding voor de ander. Die schok gaat vooraf aan mijn bewustzijn. Dus het is niet zo dat iemand mij aanspreekt en dat ik bewust denk: zal ik antwoorden of zal ik doorlopen zonder iets te zeggen, ik heb nogal haast eigenlijk, geen zin om moeite te doen, laat maar zitten die ander. Nee, iemand roept me en ik kijk om zonder er bij na te denken. Ik geef gehoor aan de oproep van de ander door te doen, onvoorwaardelijk.
Het is volgens Levinas niet gevaarlijk om onvoorwaardelijk gehoor te geven aan de oproep van God, want een wezen dat totale oneindige goedheid is, zal nooit een slecht, gemeen, onrechtvaardig bevel geven. Dit is een logisch gevolg van de aanname dat God oneindige goedheid is, een aanname die voor Levinas als gelovige niet ter discussie staat.
Laten we nu teruggaan naar het voorbeeld van Samuel en Saul. De bijbel is geen kookboek dat letterlijk opgevolgd moet worden - men neme deze ingrediënten en men doet er dat mee. Zo van, in de bijbel staat: “Wanneer de Eeuwige, jouw God, je verlost zal hebben van alle vijanden in het land dat hij je geeft… zul je de herinnering aan Amalek onder de hemel uitwissen.” (het citaat dat Levinas in het voorbeeld zelf noemde). Dat het dan geïnterpreteerd wordt van: Laten we nu kijken wie de vijand van de Joden is in het land dat zij van God hebben gekregen, en laten we dat volk (Palestijnen) dan gaan uitroeien, want dat staat in de bijbel. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling. De bijbel als ethische gids moet op een hele andere manier gelezen worden. Levinas zegt nadrukkelijk dat we niet over de geschiedenis of de feiten moeten gaan discussiëren. Het gaat niet om de vraag of het rechtvaardig was dat Samuel Agag doodde of dat God een bevel gaf tot uitroeiing van een volk. Voor Levinas is een bijbelvers een soort ethische puzzel, een oefening in het begrijpen van de tekst als een boodschap van God over hoe wij mensen op aarde met elkaar om moeten gaan. Daarom is het belangrijk om die boodschap goed te interpreteren. Het is vooral daarom dat Levinas zich richt op Talmoedische studies, om niet alleen de tekst van de bijbel zelf te lezen maar veel aandacht te besteden aan de juiste interpretatie daarvan, door te lezen wat Joodse wijzen daar in de loop der geschiedenis over geschreven hebben.
Het beginpunt is dat God goed is, en dat de profeten goed zijn. Als je die twee ideeën voor waar aanneemt, dan is Bubers interpretatie van het voorbeeld, dat de profeet zich vergist heeft en het bevel van God verkeerd begrepen heeft, niet erg voor de hand liggend. De manier waarop het verhaal in de bijbel is opgeschreven, draagt niet de boodschap uit dat Samuel dom is, dat hij ten onrechte dacht dat God zoiets gruwelijks als bevel aan Samuel/Saul gaf. De bijbeltekst wekt sterk de indruk dat het wel het bevel van God zelf was dat Amalek van de kaart geveegd / onder de hemel uitgewist moest worden.
Als God alleen maar hele redelijke, goed te begrijpen, volledig te steunen, makkelijk uit te voeren opdrachten geeft, dan is het niet zo moeilijk voor het Joodse volk om te zeggen: “Wij zullen doen en wij zullen horen.” Pas als de eis onbegrijpelijk en onmogelijk is, dan wordt er echt iets gevraagd qua onvoorwaardelijke aanvaarding. Een ander voorbeeld hiervan is de opdracht van God aan Abraham dat hij zijn geliefde zoon Isaäk moest offeren. De opdracht die God geeft is vreselijk. Alles in Abraham, zijn gezonde verstand, zijn geweten, zijn liefde voor zijn zoon, alles zegt hem dat hij zijn zoon niet kan offeren. God kan heel veel van hem vragen maar dat niet. Toch besluit Abraham gehoor te geven aan het bevel van God. Vanuit een buiten-religieus perspectief zou je zeggen dat die Abraham knettergek is. Je gaat je eigen zoon toch niet vermoorden omdat die gekke god van jou dat bevel geeft. Die God zoekt het maar uit, dat soort bevelen moet je nooit opvolgen. En hoe kan een goede God nu zo’n bevel geven. Maar Abraham gehoorzaamt onvoorwaardelijk, hij vertrouwt erop dat God het het beste met hem voor heeft, ook al begrijpt hij totaal niet hoe God dan zo’n bevel kan geven. Het fijne van dit voorbeeld in vergelijking tot het voorbeeld van Samuel en Saul, is dat Isaäk nog in levende lijve is aan het eind van het verhaal, als God Isaäk echt dood had laten maken was het toch een wat minder prettige les over gehoorzaamheid geweest. Daarom is het voorbeeld van Samuel een heel stuk luguberder.
De bijbelse lessen van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid lijken voor een buiten-religieus perspectief nogal dogmatisch te zijn. Zo van: ik ben de almachtige God, ik ben hier de baas, en jullie moeten blindelings gehoorzamen, niet zelf nadenken, niet protesteren, gewoon altijd precies doen wat ik zeg, anders zwaait er wat. Maar Levinas is zelf helemaal geen dogmatisch denker, en dit is niet hoe hij de bijbelteksten interpreteert. Het gaat dus veel meer om een verdrag dat een oneindig goede God met zijn mensen heeft gesloten, nog voordat zij een bewustzijn hadden. Dus de mensen kunnen God vertrouwen, altijd, zij kunnen God onvoorwaardelijk steunen, en God zal hen onvoorwaardelijk steunen, hen nooit in de steek laten. Goed te doen is God volgen, en omgekeerd. Wij zullen doen betekent: wij zullen goed doen. En Gods woord bereikt mij via de het gelaat van de ander dat een beroep op mij doet. De conclusie is dat zelfs als het bevel van God volledig tegen mijn geweten in gaat, tegen mijn redelijkheid, mijn normen en waarden, mijn gevoel voor rechtvaardigheid, zelfs als ik het onmogelijk over mijn hart kan verkrijgen om te doen wat God zegt, dan nog kan ik onvoorwaardelijk op hem vertrouwen, dan nog is mijn aanvaarding onvoorwaardelijk.
Dus het antwoord op de vraag: Hoe heeft Samuel dat kunnen doen, Arag vermoorden? is voor Levinas ongeveer: God gaf Samuel een opdracht en Samuel heeft die opdracht onvoorwaardelijk geaccepteerd. Niet omdat je blindelings moet gehoorzamen aan iemand die hoger staat op de hiërarchische ladder, niet omdat Samuel zichzelf te dom vindt om zelf te oordelen, nee, alleen omdat zijn geloof en vertrouwen in de God van oneindige goedheid onvoorwaardelijk is. Dus Samuel heeft het helemaal niet verkeerd begrepen, die heeft het juist heel goed begrepen. Levinas zegt dat Buber denkt dat zijn geweten hem beter inlicht over de wil van God dan de boeken. Dat kan natuurlijk niet. We moeten niet beginnen met zelf denken, we moeten beginnen met lezen in de bijbel. Voor gelovigen moet de aanvaarding van God onvoorwaardelijk zijn. In de bijbel staat het woord van God. Laten we dat lezen en proberen te begrijpen wat er in de bijbel staat, dat is de enige manier voor een gelovige, tenminste als je net als de Joden op de Sinaï berg wilt zeggen: wij zullen doen en wij zullen horen. Daarom zegt Levinas: “Ik blijf denken dat je zonder uiterste aandacht voor het boek der boeken niet naar het geweten kunt luisteren.
Levinas heeft een heel boeiend maar ook een heel moeilijk voorbeeld gekozen om te laten zien hoe hij met Buber van mening verschilt. Eigenlijk heeft hij het zichzelf hiermee moeilijk gemaakt, omdat veel mensen geneigd zullen zijn Buber gelijk te geven. Maar dat vind ik dan ook juist weer heel mooi van Levinas, dat hij zo’n moeilijk voorbeeld uitkiest.
Citaat van Levinas:
Ik zal u iets vertellen over een passage die ik onlangs gelezen heb, waarin Buber me erg verrast heeft. Een tekst van Buber die betrekking heeft op zijn eigen leven. Hij ontmoet een oude, heel vrome jood die hem een vraag stelt over Samuel, 15, 33 vers 1, waarin de profeet het beveel geeft aan koning Saul om het koninkrijk Amalek, dat in de bijbeltraditie en de talmoedische het radicale kwaad belichaamt, van de kaart te vegen en uit de geschiedenis te wissen. Amalek had op een laffe wijze de Israëlieten aangevallen die uit Egypte kwamen, slaven die nog maar net bevrijd waren. Laten we niet over de geschiedenis of de feiten discussiëren. De betekenis van de bijbelse hyperbolen moet je zoeken in de contexten van die hyperbolen, zelfs als de verzen ver van elkaar staan!
In Deuteronomium 25, 12:
“Wanneer de Eeuwige, jouw God, je verlost zal hebben van alle vijanden in het land dat hij je geeft… zul je de herinnering aan Amalek onder de hemel uitwissen.”
De mens die van het kwade verlost is, moet de ultieme slag aan het kwade toedienen. Saul vervult zijn plicht niet. Hij kan niet uitwissen. Hij spaart Agag van Amalek en brengt een buit mee, de beste dieren uit de kuddes van Amalek. De scene waarin de profeet Samuel rekenschap vraagt. Dialoog:
- 'Wat is dat gemekker aan mijn oren en dat geloei van de runderen?'
- 'Die zijn om te offeren aan de Eeuwige, jouw God.'
- 'De Eeuwige houdt niet van brandoffers, hij heeft graag dat men zijn stem gehoorzaamt. Breng koning Agag.'
Antwoord van Buber: de profeet heeft niet begrepen wat God hem bevolen heeft. Buber dacht waarschijnlijk dat zijn geweten hem beter inlichtte dan de boeken over de wil van God! En waarom heeft hij in Samuel, 15, 33-1 het woord van de profeet niet gelezen: ‘Zoals uw zwaard de vrouwen van hun kinderen beroofd heeft, zo zal uw moeder van haar kinderen beroofd worden onder de vrouwen.’
Ik ben het niet altijd eens met Buber, ik heb het u gezegd. Ik blijf denken dat je zonder uiterste aandacht voor het boek der boeken niet naar het geweten kan luisteren. Buber heeft in dit geval niet aan Auschwitz gedacht.
Als je deze tekst vanuit een buiten-religieus perspectief leest, dan ben je veel eerder geneigd Buber gelijk te geven. Een volk uitroeien, een land van de kaart vegen, hoe kan dat nu het bevel zijn van een goede God, om allemaal onschuldige mensen, vrouwen, kinderen en baby’s dood te maken, dat kan toch nooit de bedoeling zijn. Dan kun je beter wat schapen offeren. De profeet zal het wel verkeerd begrepen hebben. De terroristen van nu zijn er ook heilig van overtuigd dat het Gods bevel is om onschuldige mensen uit te roeien, maar wij weten wel beter. Dus het is altijd verstandig om eerst je gezonde verstand en geweten te gebruiken, en niet zomaar een “bevel van God” op te volgen als je zelf denkt dat dat helemaal niet goed is.
Levinas kijkt hier echter heel anders tegenaan, een perspectief dat van binnenuit de religie komt. Als gelovige zijn er enkele aannames die niet ter discussie staan. Dat God bestaat, staat niet ter discussie. Dat God goed is, staat ook niet ter discussie. Het is onmogelijk dat God een kwaadwillende duivel blijkt te zijn. Deze aannames zitten heel diep, zij worden aangenomen al voordat een gelovige daar bewust over nagedacht heeft. In feite heeft iedere mens voorafgaand aan ieder bewustzijn een besef dat God bestaat en dat God goed is. Daarna gaan mensen daar past bewust over nadenken en een bepaalde religie volgen (of ze worden atheïst).
God is oneindige Goedheid en niets anders dan goedheid, het kwaad is totaal afwezig in hem. God roept de mens nog voordat de mens geboren is. Voordat er een bewustzijn ontwikkeld is, is de mens al geroepen en heeft de mens al gehoor gegeven aan de oproep. Levinas schreef niet alleen filosofische werken maar ook Talmoedische studies. In zijn “Vier Talmoedische studies” schrijft hij over toen de Joden de Thora kregen op de berg Sinaï, zij zeiden toen: “wij zullen doen en wij zullen horen”. In het begin heeft God een verdrag gesloten met zijn volk. En het volk heeft gezegd dat zij zullen doen en dat zij zullen horen. Een verdrag dat voorafgaat aan keuzevrijheid en de rede, maar waarbij er ook geen sprake is van dwang. Ik schreef al eerder over het “wij zullen doen en wij zullen horen”. Zoals ik toen al zei, betekent die zin dat de steun van de Joden aan God onvoorwaardelijk is. Er is geen afweging van voor- en nadelen, geen rationele keuze om wel of geen gehoor te geven aan de oproep van God. Dit is de kern van onvoorwaardelijke aanvaarding: eerst te doen en dan pas te horen of te denken. De omkering van de normale volgorde - eerst denken en dan doen - is een vorm van handelen die niet op onwetendheid gebaseerd is maar op een weten waar geen calculatie aan te pas komt.
Vanuit het buiten-religieuze perspectief klinkt dit allemaal heel vreemd, hoe kan God nu een verdrag met mij hebben gesloten terwijl ik daar niet bij was (leuk dat mensen op de berg Sinaï dat hebben gezegd maar wat heb ik daarmee te maken), hoe kan ik iets aanvaard hebben zonder een bewustzijn, zonder dat ik gekozen heb? En waarom zou ik zomaar een bevel van iemand uitvoeren terwijl ik helemaal niet weet waarom hij vindt dat ik dat moet doen, en terwijl ik zelf vind dat het heel slecht is om dat te doen. Eerst doen en dan pas horen en denken, is het niet veel verstandiger om eerst te denken, voordat je iets heel verkeerds gaat doen. Blind bevelen opvolgen kan heel gevaarlijk zijn, en je bent toch in de eerste plaats verantwoordelijk voor je eigen daden. Het kan nooit goed zijn om een volk uit te roeien, als ik zoiets doe kan ik mijn verantwoordelijkheid nooit afkopen door te zeggen dat het een bevel van God was, ik ben nog steeds verantwoordelijk voor de schade die ik anderen berokken.
Maar dat is volgens Levinas het hele idee van onvoorwaardelijke aanvaarding, dat je ja zegt zonder dat je weet waar je ja tegen zegt, of waarom, zelfs zonder dat je je bewust bent van het ja zeggen (nee zeggen was geen bewuste optie). Dit is ook hoe het gaat wanneer de ander mij aanspreekt, die een schok te weeg brengt waarin God in me opkomt. Het beroep dat de ander op mij doet is het woord van God, dat de volharding in mijn zijn (mijn geïsoleerde egoïsme) omkeert in de toewijding voor de ander. Die schok gaat vooraf aan mijn bewustzijn. Dus het is niet zo dat iemand mij aanspreekt en dat ik bewust denk: zal ik antwoorden of zal ik doorlopen zonder iets te zeggen, ik heb nogal haast eigenlijk, geen zin om moeite te doen, laat maar zitten die ander. Nee, iemand roept me en ik kijk om zonder er bij na te denken. Ik geef gehoor aan de oproep van de ander door te doen, onvoorwaardelijk.
Het is volgens Levinas niet gevaarlijk om onvoorwaardelijk gehoor te geven aan de oproep van God, want een wezen dat totale oneindige goedheid is, zal nooit een slecht, gemeen, onrechtvaardig bevel geven. Dit is een logisch gevolg van de aanname dat God oneindige goedheid is, een aanname die voor Levinas als gelovige niet ter discussie staat.
Laten we nu teruggaan naar het voorbeeld van Samuel en Saul. De bijbel is geen kookboek dat letterlijk opgevolgd moet worden - men neme deze ingrediënten en men doet er dat mee. Zo van, in de bijbel staat: “Wanneer de Eeuwige, jouw God, je verlost zal hebben van alle vijanden in het land dat hij je geeft… zul je de herinnering aan Amalek onder de hemel uitwissen.” (het citaat dat Levinas in het voorbeeld zelf noemde). Dat het dan geïnterpreteerd wordt van: Laten we nu kijken wie de vijand van de Joden is in het land dat zij van God hebben gekregen, en laten we dat volk (Palestijnen) dan gaan uitroeien, want dat staat in de bijbel. Dat is nadrukkelijk niet de bedoeling. De bijbel als ethische gids moet op een hele andere manier gelezen worden. Levinas zegt nadrukkelijk dat we niet over de geschiedenis of de feiten moeten gaan discussiëren. Het gaat niet om de vraag of het rechtvaardig was dat Samuel Agag doodde of dat God een bevel gaf tot uitroeiing van een volk. Voor Levinas is een bijbelvers een soort ethische puzzel, een oefening in het begrijpen van de tekst als een boodschap van God over hoe wij mensen op aarde met elkaar om moeten gaan. Daarom is het belangrijk om die boodschap goed te interpreteren. Het is vooral daarom dat Levinas zich richt op Talmoedische studies, om niet alleen de tekst van de bijbel zelf te lezen maar veel aandacht te besteden aan de juiste interpretatie daarvan, door te lezen wat Joodse wijzen daar in de loop der geschiedenis over geschreven hebben.
Het beginpunt is dat God goed is, en dat de profeten goed zijn. Als je die twee ideeën voor waar aanneemt, dan is Bubers interpretatie van het voorbeeld, dat de profeet zich vergist heeft en het bevel van God verkeerd begrepen heeft, niet erg voor de hand liggend. De manier waarop het verhaal in de bijbel is opgeschreven, draagt niet de boodschap uit dat Samuel dom is, dat hij ten onrechte dacht dat God zoiets gruwelijks als bevel aan Samuel/Saul gaf. De bijbeltekst wekt sterk de indruk dat het wel het bevel van God zelf was dat Amalek van de kaart geveegd / onder de hemel uitgewist moest worden.
Als God alleen maar hele redelijke, goed te begrijpen, volledig te steunen, makkelijk uit te voeren opdrachten geeft, dan is het niet zo moeilijk voor het Joodse volk om te zeggen: “Wij zullen doen en wij zullen horen.” Pas als de eis onbegrijpelijk en onmogelijk is, dan wordt er echt iets gevraagd qua onvoorwaardelijke aanvaarding. Een ander voorbeeld hiervan is de opdracht van God aan Abraham dat hij zijn geliefde zoon Isaäk moest offeren. De opdracht die God geeft is vreselijk. Alles in Abraham, zijn gezonde verstand, zijn geweten, zijn liefde voor zijn zoon, alles zegt hem dat hij zijn zoon niet kan offeren. God kan heel veel van hem vragen maar dat niet. Toch besluit Abraham gehoor te geven aan het bevel van God. Vanuit een buiten-religieus perspectief zou je zeggen dat die Abraham knettergek is. Je gaat je eigen zoon toch niet vermoorden omdat die gekke god van jou dat bevel geeft. Die God zoekt het maar uit, dat soort bevelen moet je nooit opvolgen. En hoe kan een goede God nu zo’n bevel geven. Maar Abraham gehoorzaamt onvoorwaardelijk, hij vertrouwt erop dat God het het beste met hem voor heeft, ook al begrijpt hij totaal niet hoe God dan zo’n bevel kan geven. Het fijne van dit voorbeeld in vergelijking tot het voorbeeld van Samuel en Saul, is dat Isaäk nog in levende lijve is aan het eind van het verhaal, als God Isaäk echt dood had laten maken was het toch een wat minder prettige les over gehoorzaamheid geweest. Daarom is het voorbeeld van Samuel een heel stuk luguberder.
De bijbelse lessen van onvoorwaardelijke gehoorzaamheid lijken voor een buiten-religieus perspectief nogal dogmatisch te zijn. Zo van: ik ben de almachtige God, ik ben hier de baas, en jullie moeten blindelings gehoorzamen, niet zelf nadenken, niet protesteren, gewoon altijd precies doen wat ik zeg, anders zwaait er wat. Maar Levinas is zelf helemaal geen dogmatisch denker, en dit is niet hoe hij de bijbelteksten interpreteert. Het gaat dus veel meer om een verdrag dat een oneindig goede God met zijn mensen heeft gesloten, nog voordat zij een bewustzijn hadden. Dus de mensen kunnen God vertrouwen, altijd, zij kunnen God onvoorwaardelijk steunen, en God zal hen onvoorwaardelijk steunen, hen nooit in de steek laten. Goed te doen is God volgen, en omgekeerd. Wij zullen doen betekent: wij zullen goed doen. En Gods woord bereikt mij via de het gelaat van de ander dat een beroep op mij doet. De conclusie is dat zelfs als het bevel van God volledig tegen mijn geweten in gaat, tegen mijn redelijkheid, mijn normen en waarden, mijn gevoel voor rechtvaardigheid, zelfs als ik het onmogelijk over mijn hart kan verkrijgen om te doen wat God zegt, dan nog kan ik onvoorwaardelijk op hem vertrouwen, dan nog is mijn aanvaarding onvoorwaardelijk.
Dus het antwoord op de vraag: Hoe heeft Samuel dat kunnen doen, Arag vermoorden? is voor Levinas ongeveer: God gaf Samuel een opdracht en Samuel heeft die opdracht onvoorwaardelijk geaccepteerd. Niet omdat je blindelings moet gehoorzamen aan iemand die hoger staat op de hiërarchische ladder, niet omdat Samuel zichzelf te dom vindt om zelf te oordelen, nee, alleen omdat zijn geloof en vertrouwen in de God van oneindige goedheid onvoorwaardelijk is. Dus Samuel heeft het helemaal niet verkeerd begrepen, die heeft het juist heel goed begrepen. Levinas zegt dat Buber denkt dat zijn geweten hem beter inlicht over de wil van God dan de boeken. Dat kan natuurlijk niet. We moeten niet beginnen met zelf denken, we moeten beginnen met lezen in de bijbel. Voor gelovigen moet de aanvaarding van God onvoorwaardelijk zijn. In de bijbel staat het woord van God. Laten we dat lezen en proberen te begrijpen wat er in de bijbel staat, dat is de enige manier voor een gelovige, tenminste als je net als de Joden op de Sinaï berg wilt zeggen: wij zullen doen en wij zullen horen. Daarom zegt Levinas: “Ik blijf denken dat je zonder uiterste aandacht voor het boek der boeken niet naar het geweten kunt luisteren.
Comments:
<< Home
Well, that's interesting, some comments from Orkuter "Hamas".
Only I'm afraid we won't get a very interesting discussion if you keep repeating comments like this without any argumentation...
Only I'm afraid we won't get a very interesting discussion if you keep repeating comments like this without any argumentation...
Interessant stuk. Er is één ding waar ik niet uit kom: waar sta jij en waar staat Levinas? Dat God in iedereen is, vóór het denken, is dat een uitgangspunt van Levinas, of is dat een weten of overtuiging in jou?
Mooi dat je dit allemaal zo uitgebreid in een weblog publiceert, ik zal nog eens langskomen.
Mooi dat je dit allemaal zo uitgebreid in een weblog publiceert, ik zal nog eens langskomen.
Je hebt gelijk dat ik nog wat duidelijker zou moeten aangeven wat mijn eigen idee is en wat het idee van Levinas is.
Levinas zal niet snel zeggen dat God in iedereen is. Als wij uit goddelijke materie zouden bestaan dan zouden we God kunnen bevatten, als we zelf een soort verkleinde versie van God zouden zijn, een onderdeel van een groter geheel. Terwijl God volgens Levinas buiten ons is, nooit te bevatten. We kunnen alleen soms een glimp zien door de ander, de ander kan maken dat God in ons opkomt.
Ik denk niet dat ik het ergens duidelijk oneens ben met Levinas' opvatting van God. Alleen is het voor mij minder vanzelfsprekend, ik heb ook nog een idee in mijn achterhoofd dat het goed mogelijk is dat God niet bestaat.
Levinas zal niet snel zeggen dat God in iedereen is. Als wij uit goddelijke materie zouden bestaan dan zouden we God kunnen bevatten, als we zelf een soort verkleinde versie van God zouden zijn, een onderdeel van een groter geheel. Terwijl God volgens Levinas buiten ons is, nooit te bevatten. We kunnen alleen soms een glimp zien door de ander, de ander kan maken dat God in ons opkomt.
Ik denk niet dat ik het ergens duidelijk oneens ben met Levinas' opvatting van God. Alleen is het voor mij minder vanzelfsprekend, ik heb ook nog een idee in mijn achterhoofd dat het goed mogelijk is dat God niet bestaat.
Weliswaar betekent oneindigheid dat God nergens ophoudt, ook niet bij mensen of dingen, dus wat dat betreft zou God wel in alles moeten zijn, als oneindigheid. Maar daarmee worden wij nog niet hetzelfde als God.
Voor Levinas is het heel belangrijk om het totaal andere niet tot hetzelfde te reduceren.
Voor Levinas is het heel belangrijk om het totaal andere niet tot hetzelfde te reduceren.
Dank je wel voor je reactie. Ik zou nog even moeten kauwen op dat voor L. kennelijk wezenlijke stuk, dat we God alleen via de ander kunnen ervaren. Staat nogal haaks op mijn eigen visie op het leven.
En wat mijn praktijk betreft: kom eens langs ;-) Binnenkort wordt de site trouwens geheel gemoderniseerd, wat er nu staat is tijdelijk. Ik hou je op de hoogte, als je wilt.
En wat mijn praktijk betreft: kom eens langs ;-) Binnenkort wordt de site trouwens geheel gemoderniseerd, wat er nu staat is tijdelijk. Ik hou je op de hoogte, als je wilt.
Ik heb ook de ervaring dat God wel direct te voelen is.
Levinas is zeer sterk gefocust op ethiek en dus de relatie met de ander. God is Goedheid voor hem en het goede is goed zijn voor de ander. En hij is terughoudend in het beschrijven van hoe God is, hij is snel achterdochtig dat we een afgod beschrijven in plaats van de echte God als we de oneindige God proberen te vangen in eindige beelden.
Post a Comment
Levinas is zeer sterk gefocust op ethiek en dus de relatie met de ander. God is Goedheid voor hem en het goede is goed zijn voor de ander. En hij is terughoudend in het beschrijven van hoe God is, hij is snel achterdochtig dat we een afgod beschrijven in plaats van de echte God als we de oneindige God proberen te vangen in eindige beelden.
<< Home