4/18/2006
Hoe kunnen we democratisering en verbetering van mensenrechten stimuleren?
De onderstaande tekst is een reactie op het artikel van Wesley van de Berg in de Volkskrant van 15 april. (Zie ook de "Welke kloof?" tekst op deze blog.)
Welke antwoorden we voor bepaalde problemen bedenken hangt gedeeltelijk af van hoe we de vraag stellen. Wesley van de Berg zegt in een Volkskrant artikel van 15 april j.l. dat het WRR rapport “Dynamiek in islamitisch activisme” niet de vraag stelt waar het om gaat. Volgens Van de Berg is de vraag die zij stellen: “Zijn er tekenen van hervorming in de moslimwereld?”, terwijl de vraag volgens hem zou moeten zijn: “Kan de moslimgemeenschap in Nederland - en West-Europa - op termijn de democratische rechtsstaat dragen?”
De vragen die in het rapport zelf genoemd staan zijn:
De eindconclusie van het rapport luidt:
“Een klimaat van confrontatie en sjabloondenken schept geen bestendige voorwaarden voor veiligheid, democratisering en toenemend respect voor mensenrechten. Het enig wenselijke alternatief is in te spelen op aanknopingspunten voor democratie en mensenrechten in het islamitisch activisme zelf. De in dit rapport gepresenteerde analyses laten zien dat die aanknopingspunten er wel degelijk zijn.”
De reden om naar aanknopingspunten te zoeken is dus om een negatief klimaat van haat en geweld tegen te gaan die voortkomen uit een vorm van vijandsdenken. Dat vijandsdenken is niet nodig, uit het WRR onderzoek blijkt dat er genoeg aanknopingspunten zijn binnen Islamitisch activisme om democratisering te stimuleren met behulp van insluiting in plaats van uitsluiting van moslims.
Wesley van de Berg betwijfelt of de hervormingen in de moslimwereld (in Nederland) snel genoeg gaan. Van de Berg is van mening dat moslims in Nederland, die in overgrote meerderheid Soennitisch zijn, een historische trend zullen volgen waarin schriftgeleerden met hun koranuitleg een dominante wetbepalende rol zullen spelen. Ten tweede verwacht hij dat de soennitische moslims door de schriftgeleerden te volgen, wetenschappelijke ontwikkeling zullen laten stagneren – “een ontwikkeling die welvaart, welzijn en de democratische rechtsstaat in het westen bevorderde”.
Waarop zijn deze verwachtingen van Van de Berg gebaseerd, voor de Nederlandse samenleving? Zijn er al duidelijke tekenen te zien die in die richting gaan? Ik zie eigenlijk geen van deze tekenen. De kans dat er een dominante wetbepalende rol komt voor invoering van een Islamitische wetgeving in Nederland (in plaats van Nederlandse wetgeving) is heel klein. Moslims vormen een minderheid in Nederland en dat zal nog heel lang zo blijven. De gevestigde orde van Nederlanders zal nooit accepteren dat zij aan de kant worden gezet. En dat Soennitische moslims in Nederland wetenschappelijke ontwikkeling zouden tegenhouden lijkt me ook zeer onwaarschijnlijk. Het lijkt erop dat Van de Berg de Soenitische leer als intrinsiek strijdig ziet met het respecteren van de democratische rechtsstaat.
In zijn artikel “Kunnen Arabieren, democratie en islam door één deur?” bestrijdt Maurits Berger deze stelling. Hij betoogt dat de Islam zich niet slecht verhoudt tot het begrip democratie. Er zijn een aantal andere redenen te noemen waarom het in veel Arabische staten met de democratie vaak niet zo goed gesteld is – Berger noemt als redenen: gebrek aan modernisering, het zijn veelal renteniersstaten, cliëntelisme (patronage), en repressie (door het politie-apparaat). Het gebrek aan democratie zou dan eerder liggen aan de regeringen van de Arabische staten dan aan intrinsieke kenmerken van het islamitische gedachtengoed. Dit blijkt wanneer we het democratische gehalte in Arabische staten vergelijken met het gehalte in andere islamitische landen, zoals Berger zegt: “De aanduiding ‘electorale democratie’ was in 2002 niet van toepassing op enig Arabisch land, maar wel op 14 moslimlanden, waaronder Indonesië, Bangladesh en Turkije (respectievelijk de nummers één, twee en vijf op de lijst van grootste moslimlanden).”
Berger zegt in hetzelfde artikel: “De islam kan dus niet zonder meer aangeduid worden als oorzaak van het gebrek aan democratie in een land. Sterker nog, steeds vaker wordt betoogd dat islam en democratie juist heel goed kunnen samengaan. Dit blijkt uit publikaties van westerse wetenschapslieden en vooral van islamitische vakgenoten, en sinds kort wordt dit ook door politici onderschreven. Onder de westerse wetenschapslieden – die vooral een politiek-sociologische benadering hanteren – zijn er die vaststellen dat de wens tot democratie juist een belangrijk element is in de politiek- islamitische bewegingen. De roep om vrijheid en participatie aan bestuur, maar ook de eisen aan regeringen als accountability en transparency, zijn kenmerkend voor veel
moslimbewegingen.”
Maar Van de Berg gelooft daar zoals gezegd niet in. Hij zegt: “De politiek moet integratie van moslims bevorderen door een politiek van verzoening te voeren, stelt de WRR. Verzoening waarmee? Een beetje aanpappen en hopen op een goede afloop?”
Nee, zeker niet aanpappen en alleen maar hopen dat het goed komt. Bewust handelen is wat nodig is, acties die gericht zijn op verzoening met welwillenden en tegen polarisatie tussen haatdragenden.
Het WRR-rapport formuleert de stimulering van deze vorm van bewust handelen als:
“Een beleid van constructieve betrokkenheid met de moslimwereld dient zich rekenschap te geven van de diversiteit en dynamiek van het islamitisch activisme. Dan kan ook worden onderkend dat de islam in politiek en juridisch opzicht potentieel wel degelijk een belangrijke rol kan spelen in de ontwikkeling van moslimlanden. Het aansluiten bij endogene ontwikkelingen die democratie en mensenrechten bevorderen, kan op de langere termijn tot duurzamer resultaten leiden dan pogingen deze van buitenaf op te leggen. Deze benadering vergt echter wel een cultuuromslag, in de zin dat wordt erkend dat de islam een belangrijk voertuig kan zijn voor het realiseren van democratie en mensenrechten.”
Welke antwoorden we voor bepaalde problemen bedenken hangt gedeeltelijk af van hoe we de vraag stellen. Wesley van de Berg zegt in een Volkskrant artikel van 15 april j.l. dat het WRR rapport “Dynamiek in islamitisch activisme” niet de vraag stelt waar het om gaat. Volgens Van de Berg is de vraag die zij stellen: “Zijn er tekenen van hervorming in de moslimwereld?”, terwijl de vraag volgens hem zou moeten zijn: “Kan de moslimgemeenschap in Nederland - en West-Europa - op termijn de democratische rechtsstaat dragen?”
De vragen die in het rapport zelf genoemd staan zijn:
- Welke inzichten zijn te ontlenen aan de ontwikkeling sinds de jaren zeventig van islamitisch activisme in relatie tot democratisering en verbetering van mensenrechten?
- Welke aanknopingspunten biedt islamitisch activisme voor toenadering tot concepten van democratie en mensenrechten?
- Welk beleidsperspectief voor Nederland en Europa kan op de langere termijn spanningen rondom vraagstukken van islamitisch activisme binnen de moslimwereld verminderen en processen van democratisering en verbetering van mensenrechten ondersteunen?
De eindconclusie van het rapport luidt:
“Een klimaat van confrontatie en sjabloondenken schept geen bestendige voorwaarden voor veiligheid, democratisering en toenemend respect voor mensenrechten. Het enig wenselijke alternatief is in te spelen op aanknopingspunten voor democratie en mensenrechten in het islamitisch activisme zelf. De in dit rapport gepresenteerde analyses laten zien dat die aanknopingspunten er wel degelijk zijn.”
De reden om naar aanknopingspunten te zoeken is dus om een negatief klimaat van haat en geweld tegen te gaan die voortkomen uit een vorm van vijandsdenken. Dat vijandsdenken is niet nodig, uit het WRR onderzoek blijkt dat er genoeg aanknopingspunten zijn binnen Islamitisch activisme om democratisering te stimuleren met behulp van insluiting in plaats van uitsluiting van moslims.
Wesley van de Berg betwijfelt of de hervormingen in de moslimwereld (in Nederland) snel genoeg gaan. Van de Berg is van mening dat moslims in Nederland, die in overgrote meerderheid Soennitisch zijn, een historische trend zullen volgen waarin schriftgeleerden met hun koranuitleg een dominante wetbepalende rol zullen spelen. Ten tweede verwacht hij dat de soennitische moslims door de schriftgeleerden te volgen, wetenschappelijke ontwikkeling zullen laten stagneren – “een ontwikkeling die welvaart, welzijn en de democratische rechtsstaat in het westen bevorderde”.
Waarop zijn deze verwachtingen van Van de Berg gebaseerd, voor de Nederlandse samenleving? Zijn er al duidelijke tekenen te zien die in die richting gaan? Ik zie eigenlijk geen van deze tekenen. De kans dat er een dominante wetbepalende rol komt voor invoering van een Islamitische wetgeving in Nederland (in plaats van Nederlandse wetgeving) is heel klein. Moslims vormen een minderheid in Nederland en dat zal nog heel lang zo blijven. De gevestigde orde van Nederlanders zal nooit accepteren dat zij aan de kant worden gezet. En dat Soennitische moslims in Nederland wetenschappelijke ontwikkeling zouden tegenhouden lijkt me ook zeer onwaarschijnlijk. Het lijkt erop dat Van de Berg de Soenitische leer als intrinsiek strijdig ziet met het respecteren van de democratische rechtsstaat.
In zijn artikel “Kunnen Arabieren, democratie en islam door één deur?” bestrijdt Maurits Berger deze stelling. Hij betoogt dat de Islam zich niet slecht verhoudt tot het begrip democratie. Er zijn een aantal andere redenen te noemen waarom het in veel Arabische staten met de democratie vaak niet zo goed gesteld is – Berger noemt als redenen: gebrek aan modernisering, het zijn veelal renteniersstaten, cliëntelisme (patronage), en repressie (door het politie-apparaat). Het gebrek aan democratie zou dan eerder liggen aan de regeringen van de Arabische staten dan aan intrinsieke kenmerken van het islamitische gedachtengoed. Dit blijkt wanneer we het democratische gehalte in Arabische staten vergelijken met het gehalte in andere islamitische landen, zoals Berger zegt: “De aanduiding ‘electorale democratie’ was in 2002 niet van toepassing op enig Arabisch land, maar wel op 14 moslimlanden, waaronder Indonesië, Bangladesh en Turkije (respectievelijk de nummers één, twee en vijf op de lijst van grootste moslimlanden).”
Berger zegt in hetzelfde artikel: “De islam kan dus niet zonder meer aangeduid worden als oorzaak van het gebrek aan democratie in een land. Sterker nog, steeds vaker wordt betoogd dat islam en democratie juist heel goed kunnen samengaan. Dit blijkt uit publikaties van westerse wetenschapslieden en vooral van islamitische vakgenoten, en sinds kort wordt dit ook door politici onderschreven. Onder de westerse wetenschapslieden – die vooral een politiek-sociologische benadering hanteren – zijn er die vaststellen dat de wens tot democratie juist een belangrijk element is in de politiek- islamitische bewegingen. De roep om vrijheid en participatie aan bestuur, maar ook de eisen aan regeringen als accountability en transparency, zijn kenmerkend voor veel
moslimbewegingen.”
Maar Van de Berg gelooft daar zoals gezegd niet in. Hij zegt: “De politiek moet integratie van moslims bevorderen door een politiek van verzoening te voeren, stelt de WRR. Verzoening waarmee? Een beetje aanpappen en hopen op een goede afloop?”
Nee, zeker niet aanpappen en alleen maar hopen dat het goed komt. Bewust handelen is wat nodig is, acties die gericht zijn op verzoening met welwillenden en tegen polarisatie tussen haatdragenden.
Het WRR-rapport formuleert de stimulering van deze vorm van bewust handelen als:
“Een beleid van constructieve betrokkenheid met de moslimwereld dient zich rekenschap te geven van de diversiteit en dynamiek van het islamitisch activisme. Dan kan ook worden onderkend dat de islam in politiek en juridisch opzicht potentieel wel degelijk een belangrijke rol kan spelen in de ontwikkeling van moslimlanden. Het aansluiten bij endogene ontwikkelingen die democratie en mensenrechten bevorderen, kan op de langere termijn tot duurzamer resultaten leiden dan pogingen deze van buitenaf op te leggen. Deze benadering vergt echter wel een cultuuromslag, in de zin dat wordt erkend dat de islam een belangrijk voertuig kan zijn voor het realiseren van democratie en mensenrechten.”